Hierna geeft de voorzitter het woord aan de heer Oomen wiens beantwoording als volgt luidt: 'Mijnheer
de voorzitter, ik wil graag antwoorden in de volgorde van de sprekers. Ik kijk eerst naar de heer Van
der Hilst. De heer Van der Hilst kan zich vinden in hetgeen ik hieraan als portefeuillehouder heb
toegevoegd. Hij vroeg wel hoe het nu zit met de Spoorstraat. Ik kan u vertellen, mijnheer Van der Hilst,
dat men als portefeuillehouder - ook als B&W - bepaalde zaken soms opnieuw moet bezien en zich moet
afvragen of een eerder ingenomen standpunt ook een juist standpunt is, een standpunt dat momenteel nog
valide is. Ik kan u zeggen dat ik bezig ben met een haalbaarheidsonderzoek in die zin, of het technisch
bezien in eigen huis kan worden voorbereid, of de dwarsprofielen gerealiseerd kunnen worden binnen
ons eigen grondgebied en of we de beschikbare middelen daarvoor hebben. Als op deze drie vragen een
bevestigend antwoord kan worden verkregen, ben ik als portefeuillehouder, namens het college, van plan
u in de loop van 1996 een raadsvoorstel voor te leggen. Als het mogelijk is zou ik dat al in het vroege
voorjaar willen doen zodat we ook datzelfde jaar nog tot uitvoering kunnen overgaan.
De CD A-fractie heeft gesproken over de rentedaling en gevraagd naar de invloed daarvan. Het is voor
mij moeilijk om dat in zijn algemeenheid aan te geven. Als het gaat om de rentedaling op onze fondsen,
betekent dat dat je een lagere rentebijschrijving krijgt, met andere woorden: je hebt dan op het einde van
het jaar minder in kas. Als het gaat om rentedaling die ingezet wordt bij de begroting, dan ligt dat iets
anders. Dan heeft dat wel consequenties. Het achterwege laten van investeringen is mede afhankelijk van
het feit of die investeringen gedaan worden vanuit de reservepositie. Doe je ze vanuit de reservepositie,
dan staat daar de begroting - en daarmee de belasting - los van. Anders heeft dat wel gevolgen. We
hebben daarover ook al in de commissie financiën gesproken. Die indeling moet je maken. Wat ik
natuurlijk niet kan, is om nu exact punt na punt aan te geven waar precies de pijn zit. Bij monde van de
heer Franken heb ik begrepen dat de fractie van Gemeenschapsbelang zich kan vinden in de nota zoals
die voorligt en in de toevoeging die ik daarop gegeven heb. Overigens geldt dit ook voor de fracties van
het CDA en de PvdA. Mij vervolgens richtend tot de heer Geuze, moet ik constateren dat deze een groot
aantal vragen heeft gesteld. Ik weet niet of ik die allemaal kan beantwoorden. Anders vraag ik de
voorzitter om een schorsing want - zoals u weet - ik wil altijd direct en zo volledig mogelijk antwoorden.
Het eerste punt is, dat hij gezegd heeft een huilerig type te zijn. U wilt toch niet zeggen dat u een janker
van huis uit bent, want dat zou ik heel kwalijk vinden. Later heeft u echter gezegd ook weer te kunnen
lachen en dat zie ik als een plus in de min, hetgeen betekent dat u uiteindelijk toch weer op nul staat.
Nul vind ik echter wat weinig, dus ik zal proberen u weer in de plus te krijgen.' Bij interruptie zegt de
heer Geuze, dat hij in ieder geval nooit met de wolven in het bos huilt.
De heer Oomen vervolgt met te verwijzen naar de vraag van de heer Geuze over de huisvesting van
gehandicapten, in die zin of er bestuurlijk overleg heeft plaatsgevonden tussen de gemeente en de
woningstichting. Dit overleg is er geweest en heeft geresulteerd in een opdracht aan de ambtenaren en
aan de gemeentesecretaris die handelde namens het college van B&W. Ettelijke keren is hij naar Den
Haag geweest om die zaak te bepleiten maar, zoals u weet, wat is er in tijden van bezuinigingen
gemakkelijker dan te zeggen: "uw rekening was één dag te laat binnen." Dat neemt niet weg de
verantwoordelijkheid die wij daarvoor dragen; ik wil mij daaraan niet onttrekken. Dan sprak u over
hetgeen ik daaraan heb toegevoegd, namelijk het bedrag van plm. f. 112.000,--. Het is zo - en u heeft
daarop inderdaad al meerdere malen aangedrongen - dat het verzoek van het college bij de bank is
gedeponeerd en het heeft zeer geruime tijd geduurd voordat de bank een antwoord gaf. U moet begrijpen
dat het voor de bank niet bepaald aantrekkelijk is om leningen met een looptijd tot in de jaren 2000,
boetevrij ineens te laten aflossen. Hiermee zijn vrij aanzienlijke bedragen gemoeid. Ik denk dat in dit
geval de relatie tussen de bank en de gemeente zodanig is dat het de bank wat waard is deze relatie te
behouden. Persoonlijk ben ik bijzonder tevreden met de uitkomst. In concreto betekent dit dat het bedrag
nog dit jaar wordt afgeboekt en dat het bedrag van ongeveer f. 13.000,-- dat jaarlijks in de begroting
voorkomt, daaruit zal verdwijnen. Mijnheer Geuze, als ik een of meer door u gestelde vragen nog niet
beantwoord heb, hoor ik dat graag van u tijdens de tweede termijn maar ik sluit niet uit dat, wanneer het
handelt om diepte-investeringen, ik een schorsing zal moeten aanvragen teneinde overleg te kunnen
plegen met het hoofd van de afdeling financiën.'
Hierna stelt de voorzitter voor de vergadering gedurende enige tijd te schorsen voor het uitreiken van de
sportprijzen 1995 in de publieksruimte van het gemeentehuis.