Na plm. 20 minuten heropent de voorzitter de vergadering.
Nadat de heer van der Hilst desgevraagd te kennen heeft gegeven geen gebruik te willen maken van de
beraadslaging in tweede termijn, geeft de voorzitter het woord aan de heer Jansen. Deze zegt het
volgende: 'Mijnheer de voorzitter, de heer Franken heeft een uitvoerig betoog gehouden over de
verhoogde kosten ten behoeve van de vrijwillige brandweer maar daarmee heeft het college de vraag van
het CDA daarover nog niet beantwoord, namelijk of er al dan niet een schema bestaat in de omliggende
gemeenten binnen het stadsgewest voor het oproepen bij calamiteiten buiten de bestaande gemeentegren
zen.'
Nadat vervolgens ook de heer Franken te kennen heeft gegeven geen gebruik te zullen maken van de
tweede termijn, geeft de voorzitter het woord aan de fractie van de VVD, de heer Geuze, die het
volgende zegt: 'Voorzitter, tijdens zijn beantwoording heeft de portefeuillehouder gezegd dat ik op mijn
eventueel niet beantwoorde vragen in tweede termijn mocht terugkomen. Ik heb de vraag gesteld, welk
vertrouwen wij kunnen hebben in een effectieve uitvoering van de door het college getroffen maatregel
zoals aangekondigd op de tweede pagina van uw brief van 10 oktober 1995. Daarnaast heb ik gevraagd
of er mogelijk nog meer vuiltjes waren. Voor wat betreft de afdoening van de zaak, is deze in het
raadsvoorstel niet voorgesteld op de wijze zoals van onze zijde bij herhaling in de commissie is bepleit.
Tijdens de zojuist plaatsgehad hebbende schorsing van de vergadering heb ik hierover overleg gevoerd.
Wat wij wilden, is dat de strop over de jaren 1996 tot en met 2012 - een kleine f. 14.000,-- tot en met
2010 en ruim f. 8.000,-- over de jaren 2011 en 2012 -, dat de afgekochte waarde daarvan, die
f. 112.000,-- dus, ook in één keer ten laste van de algemene reserves komt en dat het vrijkomende
bedrag, dat in de begroting 1996 reeds als last is opgevoerd - f. 13.652,77 - bij begrotingswijziging weer
ten gunste van de begroting 1996 wordt geboekt. Tenzij we elkaar verkeerd hebben begrepen, bestaat
hierover tussen de portefeuillehouder en mij overeenstemming en als de raad zich daarbij aansluit is dit
punt - wat mij betreft - afgedaan. Wel wens ik nog een antwoord te ontvangen op de twee door mij
gestelde vragen.
In zijn beantwoording zegt de heer Oomen. naar aanleiding van de vraag van de heer Geuze over het
vertrouwen in de collegemaatregel, dat dit vertrouwen er natuurlijk is. 'Ik kan u echter niet de garantie
geven dat dit vertrouwen op de een of andere wijze nooit beschaamd kan worden maar ik kan u wel
zeggen dat wij onmiddellijk gereageerd hebben op de ontstane situatie. Uw vraag over mogelijk
meerdere vuiltjes kan ik niet beantwoorden omdat ze mij niet bekend zijn. U hoort mij niet zeggen of die
er zijn of niet zijn, alleen: ik weet ze niet. Met betrekking tot de post die ik u genoemd heb, is het zo
dat die van de algemene reserve wordt afgeboekt en dat daarmee, via een begrotingswijziging, de vrije
ruimte voor 1996 toeneemt.'
Bij interruptie vraagt de heer Geuze of dat nu ook in de besluitvorming wordt betrokken. De heer
Oomen antwoordt bevestigend.
Naar aanleiding van de vraag van de CDA-fractie over het inschakelen van de brandweer bij calamiteiten
buiten de gemeentegrenzen, deelt de voorzitter mede dat er inderdaad een plan van aanpak bestaat met
betrekking tot opschaling, afhankelijk van de calamiteit. Dat werkt langs twee kanten. Er is een
gebiedsindeling. De brandweer werkt met name op de rijkswegen via een bereikbaarheids/snelheidsme
thodiek. Op een bepaald gedeelte van de A16 is ons korps vaak eerder ter plaatse dan een aanliggende
gemeente die niet over een aanrijroute beschikt. Dat is één invalshoek. Een tweede invalshoek is, dat bij
serieuze calamiteiten de zaak in een bepaalde hiërarchie wordt opgeschaald en dan wordt onze
betrokkenheid ook gevraagd. In mijn beleving is er geen sprake van willekeur zoals u dat veronderstelde.
Met betrekking tot uw vraag, gesteld tijdens de eerste termijn, over de voorlichting, merk ik op dat
destijds met de gemeenteraad de afspraak is gemaakt dat veranderingen budgettair neutraal zouden dienen
plaats te vinden. In mijn beleving zijn het louter ambtelijke capaciteitsproblemen geweest waardoor de
gemeentekrant het voorbije jaar niet verschenen is. Ik kan u wel melden dat volgende week de
gemeentekrant weer zal verschijnen, nu weer onder de naam De Klepel. De gemeentesecretaris en ikzelf
hebben inmiddels een afspraak gemaakt om te bezien op welke wijze we de zaak nog meer buiten de
deur kunnen zetten. Wij hebben de zaak in zijn geheel uitbesteed omdat ik gemerkt heb dat, temidden
van de hoeveelheid werkzaamheden voor het ambtelijk apparaat, wij daar zelf niet aan toekomen. Wij
vinden het wel belangrijk de voorlichting te intensiveren en ik hoop dat u daarmee vrede kunt hebben.'