- 29 -
nemen zijn wij het eens met Gemeenschapsbelang dat daartegen moet worden opgetreden. Wij willen dat
echter niet laten uitvloeien door een motie te steunen waarin wordt aangegeven dat een strikte uitvoering
moet worden gegeven aan de APV. Wij achten uw college capabel genoeg om deze kleinigheidjes in de
straat in goede banen te leiden en wij zijn er niet voor een aanjaagfunctie te gaan creëren. Wij willen
niet gaan jagen op overtreders maar wij zijn van mening dat in goed overleg met de ondernemers een
positief resultaat bereikt kan worden. Als de bottleneck op de hoek van de Groenstraat - die inderdaad
een belangrijk knelpunt vormt - bij de toekomstige herinrichting van de Schoolstraat, Valdijk en Markt
kan worden meegenomen, juichen wij dat toe. Wij zijn dan ook van mening deze motie op dit moment
zeker niet te moeten ondersteunen.
Vervolgens geeft de voorzitter het woord aan de fractie van de VVD namens wie de heer Geuze het
volgende zegt: 'Mijnheer de voorzitter, in eerste instantie was ik er benieuwd naar wie de motie zou
hebben gesteund. Als voorzitter hebt u zojuist geconstateerd dat de motie voldoende ondersteund is. Ik
heb vanavond de heer Franken antwoord gegeven op de vraag die hij vorige week heeft gesteld, namelijk
of onze fractie deze motie wilde ondersteunen. Ik heb hem geantwoord dat wij voor die eer hebben
bedankt. Wij hebben daar onze redenen voor. Wij vinden dit namelijk voorbarig en als over deze kwestie
- waarover iedereen in principe hetzelfde denkt - al vragen gesteld zouden moeten zijn, dan had dat
kunnen gebeuren in de vorm van schriftelijke vragen die het college had kunnen beantwoorden. Dat mis
ik nu tijdens deze eerste termijn. Daarom is mijn vraag ook in uw richting wat het collegestandpunt is
ten aanzien van deze motie? Dat ik dit doe zal natuurlijk niet verwonderlijk zijn want het verbaast toch
iedereen. Natuurlijk heeft ieder raadslid het recht om ergens voor op te komen maar met het dagelijks
bestuur van de gemeente is het college van B W belast en in dat dagelijks bestuur is in de persoon van
wethouder van Geel ook de fractie van Gemeenschapsbelang vertegenwoordigd. Vandaar mijn vraag aan
het college. Wellicht is het ook dienstig om nu reeds aan te kondigen dat ik, ondanks de voorbarigheid
van deze motie waarover ik eerder sprak, daarover graag hoofdelijke stemming wil om mogelijkerwijs te
moeten constateren dat het college opnieuw aan de beademingsapparatuur moet gaan liggen en dan is het
mij een lief ding waard als de stekker er wordt uitgehaald.'
Nadat hem daartoe, ten behoeve van zijn beantwoording, door de voorzitter het woord is gegeven, deelt
de heer Oomen het volgende mede: 'Mijnheer de voorzitter, als ik terugga naar de aanleiding tot deze
motie, de vraag van de heer Franken tijdens de laatstgehouden raadsvergadering, constateer ik dat het
college van die vraag niet alleen kennis heeft genomen maar dat naar aanleiding van die vraag in een
daaropvolgende collegevergadering zelfs besluitvorming heeft plaatsgevonden. Het is namelijk zo, dat in
onze APV is opgenomen dat iedereen over een vergunning dient te beschikken. B W hebben het
besluit genomen om iedereen ambtshalve een vergunning te verlenen onder voorwaarde dat bepaalde
afstanden gerespecteerd moeten worden. Dit besluit moet echter gepubliceerd worden waardoor de
snelheid van handelen die de heer Franken via zijn motie wenst te bereiken, onmogelijk gehaald kan
worden. Naast het feit dat het college tijd nodig heeft om bepaalde zaken te regelen, bestaat er ook nog
zoiets als een publikatieplicht. Ik betreur deze motie dan ook ten zeerste en ik ontraad u, dames en heren
leden van de raad, uw steun daaraan te geven.'
Bij interruptie zegt de heer Geuze: 'Voorzitter, spreekt de portefeuillehouder namens het gehele college?
Er zijn hierbij betrokken, aspecten met betrekking tot de openbare orde - met de handhaving waarvan u
primair belast bent -, aspecten met betrekking tot de portefeuille van de wethouder die zojuist heeft
gesproken maar ook milieu-aspecten. Ik kan mij dan ook voorstellen dat het college daarover in zijn
vergadering zeer uitgebreid heeft gesproken en ik zie derhalve graag - na de aangeprezen collegiale
degelijkheid van dit college - een degelijk collegiaal antwoord tegemoet.'
De heer Oomen antwoordt met te zeggen: 'Voorzitter, de heer Geuze vraagt naar het standpunt van het
college. In dit geval heb ik, als portefeuillehouder belast met de herinrichting van de Groenstraat,
kenbaar gemaakt hoe ik hier tegenover sta en - naar ik aanneem - heb ik dat ook voldoende duidelijk
gedaan.'
Bij interruptie zegt de heer Geuze: 'Voorzitter, met dat antwoord - dat zo vriendelijk is - kan ik geen
genoegen nemen, temeer omdat met deze nu aan de orde zijnde motie, aan het college - dat nog steeds
bestaat uit drie in functie zijnde personen - een opdracht wordt gegeven en mijn vraag was erop gericht,
gezien de aspecten die daarbij betrokken zijn, te zien hoe het college daarop voltallig reageert. Daarop
heb ik geen antwoord gekregen.'
Hierna stelt de voorzitter voor, de vergadering enige tijd te schorsen.