een moment wanneer daar in de vervolgprocedure het meest effectief op kan worden ingespeeld. Als achtergrond daarvoor melden wij het volgende: - Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 2 september 1994 besloten de gemeente Prinsenbeek zelfstandig te laten voortbestaan; - herindelingsvoorstellen welke nadien in de Tweede Kamer van de Staten Generaal zijn behandeld duiden op een forsere schaalvergroting; - in het Europees Handvest inzake lokale autonomie wordt onder artikel 5 van deel I expliciet de mogelijkheid genoemd van een raadplegend referendum wanneer territoriale grenzen van de lokale autoriteiten worden aangepast. Op 2 september 1994 namen Provinciale Staten het besluit met betrekking tot gemeentelijke zelfstandig heid van Prinsenbeek; indien in afwijking van besluitvorming, zoals op basis van de Wet Ahri werd voorbereid, een ander wetsvoorstel zou worden ingediend hechten wij er aan dat op dat moment door het college goed voorbereid de inwoners van onze gemeente dienaangaande worden geconsulteerd door middel van een volksraadpleging. Vanzelfsprekend onverlet de verantwoordelijkheid van de Staatsse cretaris ten aanzien van haar afwegingen in brede zin. Wij hechten er zeer aan dat bij de besluitvorming in de Tweede Kamer op dat moment, naast de inhoudelijke argumentatie, ook wordt meegenomen een nadrukkelijke uitspraak van de inwoners van onze gemeente. Wij verzoeken het college daartoe reeds vanaf nu voorbereidingen te treffen en in dat kader ook het Ministerie van Binnenlandse Zaken het standpunt te vragen met betrekking tot de juridische status en de bestuurlijke consequenties welke zij dienen te geven aan het Europees Handvest inzake lokale autonomie. Mede gelet op de uitlating van de Staatssecretaris hier in Prinsenbeek d.d. 16 januari 1995 om het wetsvoorstel pas rond de zomer bij de Kamer in te dienen waarbij dus de mondelinge plenaire behande ling zal plaatsvinden naar verwachting plm. in het vroege voorjaar van 1996, verzoeken wij het college in dat kader een effectief moment te kiezen voor het houden van een volksraadpleging. Dit initiatief-voorstel, waarvan u het origineel inmiddels in uw bezit heeft, is behalve door mij, ondertekend door de drie andere fractievoorzitters.' De voorzitter zegt, gelet op het feit dat het stuk is ondertekend door de fractievoorzitters, ervan uit te mogen gaan dat zij geen nadere toelichting wensen te geven op het voorstel. Vervolgens laat hij kopieën van het voorstel verspreiden, waarna hij als volgt reageert: '- Zojuist, bij agendapunt 9, heeft de raad besloten het instrument van een consultatief, dat is een raadplegend, referendum in te voeren. - Het spreekt mij zeer aan, dat de gemeenteraad in unanimiteit het college uitnodigt inzake de gemeentelijke zelfstandigheid een volksraadpleging voor te bereiden. - Ik vind het uiterst wezenlijk dat alle inwoners uit onze gemeente actief betrokken worden bij het meest essentiële vraagstuk van het gemeentelijk beleid; het voortbestaan van de gemeente. - In de afgelopen 2Vi jaar hebben we vanuit het gemeentebestuur sterk inhoudelijk beargumenteerd waarom er - naar onze overtuiging - toekomstperspectieven voor een zelfstandige gemeente moeten zijn. Dat heeft er in geresulteerd dat gemeente en provincie sinds 2 september 1994 op één lijn zitten met betrekking tot het toekomstperspectief van een zelfstandig Prinsenbeek. Als dan vanuit de steden wordt gesteld dat het overleg in Den Bosch niet serieus was of dat de herindelingsvoorstellen die nadien in de Tweede Kamer zijn behandeld leiden tot een forsere schaalvergroting, vind ik het van belang dat we temidden van die ontwikkelingen de burgers - 31 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 31