bestuursrecht geeft aan een termijn van tien weken om daarbinnen een bezwaarschrift af te handelen en
hij neemt aan dat de wetgever daarmee op het oog had dat het in zijn algemeenheid mogelijk moet zijn
om binnen tien weken na ontvangst van een beroepsschrift dat beroepsschrift ook te behandelen. Vandaar
dat het jammer is dat dit voorstel nu ter tafel ligt. De eerste reactie van zijn fractie in de commissie was
dan ook om niet met dit voorstel akkoord te gaan. Anderzijds hebben zij zich laten overtuigen door de
portefeuillehouder, die zeer uitvoerig heeft uitgelegd dat het om meerdere beroepschriften handelt die
met elkaar bekeken moeten worden. Vervolgens heeft zijn fractie ingestemd met het voorstel, zij het met
de opmerking dat dergelijke zaken zo weinig mogelijk mogen voorkomen.
Het moet een uitzondering zijn, dat niet binnen tien weken tot afhandeling van een beroepsschrift kan
worden gekomen. Zijn fractie vindt het ook bijzonder belangrijk dat de indieners van een bezwaarschrift
op een juiste en correcte manier worden geïnformeerd, zodat zij weten dat het hier een uitzonderingssi
tuatie betreft en dat het geen regel mag zijn of worden in de gemeente Prinsenbeek om binnen zo'n
termijn van tweeëneenhalve maand een beroepsschrift af te handelen. Hij besluit met te zeggen dat zijn
fractie instemt met het collegevoorstel.
Mevrouw Hoelen zegt, dat de fractie van het CDA zich kan aansluiten bij de opmerkingen die met name
door de fracties van Gemeenschapsbelang en Partij van de Arbeid over dit voorstel zijn gemaakt. Haar
fractie gaat akkoord met het voorstel, maar verzoekt het college dringend om in de toekomst voor een
snellere afhandeling van dit soort beroepschriften zorg te dragen.
In zijn beantwoording erkent de voorzitter dat deze exercitie zeker niet de schoonheidsprijs verdient,
integendeel zelfs. Enkele maanden geleden reeds heeft hij een gesprek gehad met de Commissie van
advies voor de bezwaar- en beroepschriften over met name de complexiteit die is ontstaan door de tijds-
procedures zoals die in de Algemene wet bestuursrecht zijn opgenomen. Ook is sinds kort - sedert 1
januari - de ambtelijke organisatie beter gestroomlijnd, waardoor alle juridische dossiers gecentraliseerd
worden. Dit alles betekent geenszins een rechtvaardiging, maar wel heeft hij daarmee willen aangeven
dat het college zich bezint op de mogelijkheid de Commissie van advies voor de bezwaar- en beroep
schriften sterker aan te sturen vanuit het ambtelijk apparaat doordat vanuit één centraal punt te gaan
doen. Spreker is van mening, dat de in kritische zin gemaakte opmerkingen volkomen terecht zijn en
wenst deze dan ook niet te weerleggen. In het collegevoorstel is aangegeven dat de beroepschriften bij
het voorstel zijn doorgezonden. Verderop in het voorstel zijn de redenen aangegeven waarom verdaagd
moest worden. Die redenen zijn er mede de oorzaak van geweest dat deze beroepschriften niet reeds
voor de vergadering van januari zijn doorgezonden.
In de toekomst echter - zo zegt hij graag toe - zal doorzending onverwijld plaatsvinden, los van de
behandeling door de bezwaarschriftencommissie hetgeen uiteraard ook even tijd vergt. Naar aanleiding
van een vraag van de heer Geuze, zegt de voorzitter dat de onderhavige beroepschriften op 14 februari
jongstleden door de Commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften behandeld zijn. De
uitgebrachte adviezen, worden door middel van een aanstaande dinsdag in B&W vast te stellen concept
raadsvoorstel, in maart aan de raadscommissie aangeboden en vervolgens op 30 maart in de raad
behandeld. Naar aanleiding van een vraag die mevrouw Reijnen heeft gesteld, wijst hij op de laatste zin
van het raadsvoorstel luidend: "wij verzoeken u als beroepsorgaan ons college te machtigen de bedoelde
instemming te vragen.
In tweede termijn zegt de heer Geuze, dat hij eigenlijk in eerste termijn al had willen vermelden -
hetgeen hij ook in de commissie gedaan heeft - de indruk te hebben dat dit soort bezwaarschriften
weieens in een bureaulade verdwijnen, maar van mening te zijn dat een goede registratie daarvan, er
borg voor dient te staan dat zij toch via de lijst van ingekomen stukken voor de eerstvolgende raadsver
gadering geagendeerd worden. Uit de woorden van de voorzitter heeft hij begrepen dat die toezegging
gedaan is. Ook al behoeft er misschien niet direct verdaagd te worden, maar wanneer iemand in
november een bezwaarschrift indient bij het college en die moet dat onverwijld doorzenden, dan neemt
hij aan dat dit in soortgelijke situaties de volgende keer op de lijst van ingekomen stukken voor de raad
van december staat, zodat zij daarvan ook kennis kunnen nemen. Temeer is dat noodzakelijk, omdat
raadsleden worden geacht dicht bij de burgers te staan. Men wordt daarop ook aangesproken en dan weet
men van niets. Dat is natuurlijk uiterst vervelend.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens
conform het voorstel van burgemeester en wet
houders besloten.