voorzien is, een vluchtmogelijkheid aanwezig is. Voor wat betreft de vraag om aanvullende informatie te
verstrekken bij de uitgifte van subsidie-aanvraagformulieren, gaat spreker ervan uit dat mensen die een
subsidie aanvragen het desbetreffende formulier ook kunnen lezen. Zowel in het aanvraagformulier als in
de subsidieverordening wordt de term 'hafa' verklaard. Maar - zo vervolgt hij - het lijkt hem geen
probleem een eenvoudige uitleg te verstrekken waarin de mogelijkheden en onmogelijkheden van de
verordening muzikale vorming op een rij worden gezet, zodat een ieder daarvan op duidelijke wijze kan
kennis nemen.
De raad goed begrepen hebbende, zo vervolgt hij, dan is in meerderheid gezegd om het besluit te nemen
conform de adviezen van de bezwaar- en beroepschriftencommissie. Dat wil zeggen: alle bezwaarschrif
ten ongegrond verklaren. In feite moet ook het bezwaarschrift g. naar zijn mening op formele gronden
ongegrond verklaard worden. Hij stelt dan ook voor om zulks te doen met de toezegging dat het college
zal trachten via een omweg - wellicht uit de zogenoemde 'kermispot' - dit ene specifieke geval alsnog te
subsidiëren. Spreker stelt de raad vervolgens voor als volgt te besluiten: alle beroepschriften ongegrond
te verklaren, ook het beroepschrift g., conform het voorstel.
In tweede termijn zegt mevrouw Dicou, dat van haar niet anders verwacht kan worden dan het
hartgrondig met de woorden van de wethouder eens te zijn.
Mevrouw van Weezei zegt, het niet met de wethouder eens te zijn waar deze voorgesteld heeft ook
beroepschrift g. ongegrond te verklaren. In deze wenst zij toch het advies van de commissie te volgen,
omdat zij het een terecht advies vindt. Bij interruptie zegt de heer van Geel, dat de commissie constateert
dat er geen hardheidsclausule is. Tenzij de raad thans beslist dat die clausule moet worden opgenomen.
Op dat moment is die hardheidsclausule er en kan er gebruik van worden gemaakt. Er is geen hardheids
clausule; de commissie adviseert om die toe te voegen. Maar omdat die clausule nog niet bestaat, is het
niet mogelijk daarvan gebruik te maken. Het behoort niet tot het instrumentarium om het te doen;
volgens de regeling mag het niet. Dus ook in dat opzicht moet het bezwaarschrift ongegrond verklaard
worden. Wel zegt hij graag toe om de regeling zodanig aan te passen, dat het in de toekomst wel
mogelijk is en voor dit ene specifieke geval een uitzondering te willen maken, zij het niet via de
muziekverordening maar via een alternatieve subsidiëringsmethodiek.
Mevrouw van Hoek deelt mede, het toch oneens te moeten zijn met de wethouder. De bezwaar- en
beroepencommissie adviseert namelijk om het bezwaar gegrond te verklaren en haar fractie volgt
uitsluitend het advies van de bezwaar- en beroepencommissie. Zij is van mening, dat die commissie
daarvoor ook is ingesteld. Daarom vindt zij het ook zo heerlijk dat deze mensen in feite ook nog de
mens achter de regels hebben gezien en dus een voorloopje hebben genomen. Dat zij zich daarbij in
meer of mindere mate niet precies gehouden hebben aan de verordening, daarvan denkt zij dat juist voor
die gevallen een bezwaar- en beroepencommissie is ingesteld. Anders zouden de ambtenaren alle regels
kunnen toepassen en zou er nooit bezwaar gemaakt kunnen worden.
De heer van Geel zegt, te kunnen begrijpen dat de bezwaar- en beroepencommissie heeft voorgesteld het
bezwaarschrift gegrond te verklaren, maar op basis waarvan is hem niet duidelijk. Hij denkt dat hij de
uitspraak van de bezwaar- en beroepschriftencommissie interpreteert op die wijze, dat de bezwaar- en
beroepschriftencommissie ervan uitgaat dat er een hardheidsclausule zou moeten zijn en dat die dan ook
toegepast moet worden. Bij interruptie bestrijdt mevrouw van Hoek deze opvatting van de wethouder. De
commissie heeft veel bemerkingen, waaronder het feit dat er geen hardheidsclausule is. De commissie
heeft nog meer bemerkingen, maar al die bemerkingen zijn niet meegenomen in de afweging van de
andere gevallen. Alleen, die bemerkingen vonden zij in dit punt g. zó belangrijk dat zij die afweging wel
rechtsgeldig hebben gemaakt. En spreekster wenst zich daarbij aan te sluiten.
De voorzitter schorst vervolgens de vergadering.
Na plm. drie minuten heropent de voorzitter de vergadering en geeft het woord aan de heer van Geel.
Deze deelt mede, dat het mogelijk schijnt te zijn om zonder hardheidsclausule een bezwaarschrift
gegrond te verklaren. Op welke wijze die zaak dan verder materieel moet worden uitgewerkt, zal
onderwerp van nader beraad binnen het college zijn.
Mevrouw van Hoek vraagt, wat de wethouder hiermee bedoelt. De heer van Geel antwoordt met te
zeggen dat hij bedoeld heeft het beroepschrift gegrond te verklaren, maar op basis waarvan vervolgens
- 14 -