afhankelijk van de materie - in specifieke gevallen nader in te gaan op een beleidsonderwerp dat - bijvoorbeeld - de commissie algemeen bestuur betreft. Die mogelijkheid dient naar zijn mening steeds aanwezig te blijven. Daarnaast valt het echter ook voor te stellen dat, als in een andere commissie een algemeen beleidsonderwerp besproken wordt, de portefeuillehouder daarover ook in financiële zin aangesproken moet kunnen worden. De ordening bestaat er dan ook uit dat in beginsel beleidsonderwer pen in de functionele commissies per portefeuillehouder besproken worden, maar dat zulks onverlet laat de algemene verantwoordelijkheid van de commissie financiën om het budget te bewaken en dat die commissie ook in dat kader steeds de gelegenheid zal hebben om, als zij dat op prijs stelt, in die commissie de specifieke financiële zaak van een andere commissie te bespreken. Bij interruptie vraagt de heer Geuze of daarmede een einde komt aan de praktijk dat al die voorstellen die in de andere commissies komen, ook voor de commissie financiën worden geagendeerd als er financiële consequenties aan verbonden zijn. De voorzitter antwoordt dat, zoals gebruikelijk, de raad de agenda's van de commissies toegestuurd krijgt en dat hij zich voorstelt dat de financiële aspecten bij de beleidscommissie onder worden gebracht maar dat hij zich wel voor kan stellen dat, indien de portefeuillehouder van financiën bij het opstellen van die agenda's er aan hecht dat specifieke beleidsonderdelen ook in de commissie financiën worden besproken, deze dus op de agenda van de commissie financiën geplaatst worden. De heer Oomen zegt zich voor te kunnen stellen dat, bij voorbeeld, de agenda van de commissie financiën alle raadsvoorstellen zou kunnen bevatten met een financiële achtergrond, waarbij een aantal voorstellen zou kunnen zitten waarvoor zou kunnen gelden 'voor kennisgeving aangenomen.' Hetgeen zou kunnen betekenen dat een commissielid altijd de kans krijgt over een bepaald agendapunt vragen te stellen. De heer Geuze vraagt in het belang van de discussie hierop te mogen reageren en stelt dat hieruit naar zijn mening de bekende halfslachtigheid spreekt omdat daar immers de rondvraag voor is. Tenzij de portefeuillehouder, vaste voorzitter van de commissie financiën, dat expliciet met een bepaalde bedoeling doet, anders dan wat in de - functioneel genoemde - commissie moet worden behandeld. Hij zegt dit 'hamerstukken-gedoe' niet op prijs te stellen. De voorzitter zegt toe dat het college zich zal beraden en geenszins halfslachtig wil zijn. Naar zijn mening moet in ieder geval de portefeuillehouder financiën vanuit het college kunnen aangeven welke beleidsonderwerpen hij wil agenderen en daarop aansluitend datgene wat vanuit de rondvraag nog naar voren komt. Het college zal zich daarover nog beraden en voorstellen te dien aanzien kunnen tegemoet gezien worden. Ook mevrouw Reijnen heeft dezelfde opmerking gemaakt wat betreft de taakverdeling, zoals ook mevrouw Hoelen naar voren heeft gebracht. De heer Geuze heeft gesproken over de ordening van wat in de commissies van algemene aard en wat er in de commissie financiën moet worden besproken. De heer Geuze heeft er ondermeer op gewezen dat het in strijd zou zijn met de nieuwe commissieverordening als het college de secretaris voor deze commissie aanwijst, maar spreker wijst er op dat de oude verordening nog geldt en dat het college zulks op basis van de oude verordening heeft gedaan. Hij wijst er vervolgens op dat de raadsleden ook besloten vergaderingen van andere commissies moeten kunnen bijwonen en vraagt vervolgens aan de heer Geuze of deze het wenselijk acht dat raadsle den van andere commissies besloten vergaderingen van een specifieke commissie kunnen bijwonen. Hierop antwoordt de heer Geuze met te zeggen dat die bepaling de geldende verordening bevatte, waar weieens gebruik van werd gemaakt, maar het meer nog van belang te vinden dat formeel de mogelijkheid wordt vastgelegd dat de geheimhouding niet tot de aanwezigen wordt beperkt, en dat het mogelijk moet zijn daarover onder geheimhouding met mede-raadsleden te discussiëren. De voorzitter zegt, dat in de gemeentewet een bepaling is opgenomen met betrekking tot geheimhouding en hoe dat in algemene zin werkt en dat op dit punt de Gemeentewet prevaleert. De heer Geuze stelt, dat volgens artikel 82 van de Gemeentewet geregeld moet worden op welke wijze de leden van de raad inzage moeten hebben in de stukken en ook in de verslaggeving. Dat is niet geregeld in dit ontwerp en als een bepaling van die strekking wordt opgenomen laat zijn fractie de verwoording daarvan graag aan het college over. De voorzitter zegt toe dat dit alsnog zal worden opgenomen en in de eerstkomende commissievergade ring a.z. zal hij daar met een tekst op terug komen. Vervolgens zegt de voorzitter dat door het college een keuze was gemaakt om twee leden van de raad een vergadering bijeen te kunnen laten roepen, maar als de raad het op prijs zou stellen dat één lid een commissievergadering bijeen kan roepen, hoort hij dat graag in tweede termijn. Het is echter algemeen gebruikelijk dat twee leden dit doen. Hij stelt vervolgens

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 7