op het budget. Het zijn tenslotte de kosten die men moet maken en geen uitgaven die men vrijwillig doet. De gemeente heeft de mogelijkheid om de helpende hand te bieden aan mensen met een minimum inkomen door middel van 1) te anticiperen op een mogelijke wetswijziging tot verruiming van het kwijtscheldingsbeleid of 2) het overnemen van het voorstel van 'de Markenlanden.' Wij, de fractie van de Partij van de Arbeid, zien met lede ogen toe hoe de maatschappij verkild, egoïsme de boventoon voert en het marktmechanisme een steeds grotere rol gaat spelen welke een polarisatie tussen kapitaal krachtigen en kapitaalminderkrachtigen in de hand werkt. Een tweedeling in de maatschappij tussen arm en rijk wordt ook in Nederland steeds duidelijker. Een dergelijke tweedeling is voor ons, vanuit een humaan oogpunt, absoluut ongewenst. Wij vinden dat we een sociale verantwoordelijkheid hebben, die tot uiting komt in onderlinge solidariteit. Met name naar mensen toe die in een achterstandssituatie verkeren of daarin dreigen te geraken. Wij pleiten dan ook voor een sterke overheid die naar onzes inziens een taak heeft in de bestrijding van de reeds genoemde tweedeling in de maatschappij. Het minimabeleid is hiervan een onderdeel. Hieruit voortkomend is de fractie van de Partij van de Arbeid voorstander van een verruiming van het kwijtscheldingsbeleid. Wij willen het college hierbij opdragen de mogelijkheden tot verruiming van het kwijtscheldingsbeleid reeds nu te onderzoeken. Wij gaan dan ook niet akkoord met het hier voorliggende voorstel, maar komen hierover graag terug in tweede termijn.' Hierna geeft de voorzitter het woord aan mevrouw van Hoek die namens de fractie van het CDA het volgende betoog houdt: 'Mijnheer de voorzitter, de CDA-fractie heeft de voorliggende nota 'gemeentelijk minimabeleid' met veel belangstelling gelezen. En zoals ook reeds in de commissie welzijn is aangegeven, voelt het CDA veel voor een verruiming van het minimabeleid. Maar aangezien verruiming van het minimabeleid financiële gevolgen heeft voor de gemeente, zou het CDA graag op korte termijn, en wel vóór de politieke beschouwingen, èn gekoppeld aan de nieuwe Bijstandswet die per 1 januari 1996 van kracht wordt, de financiële gevolgen van de verruimingsmogelijkheden die u in deze nota noemt, op papier zien. Zo willen wij graag de financiële gevolgen weten van de mogelijkheid het kwijtscheldingsbeleid van de gemeentelijke heffingen te verruimen. En van de mogelijkheid 95% van de bijstandsuitkeringen aan te merken als kosten van bestaan in plaats van de nu geldende 90%-norm. Ook het voorstel van 'de Markenlanden' om op het netto te besteden inkomen per maand de nog op te leggen verontreinigings rechten naar rato in mindering te brengen, zien wij graag meegenomen. Evenals het verstrekken van reductie op de tarieven van Casema en bibliotheek. Onderzoek toont aan, dat als je korte tijd op een uitkering bent aangewezen, dit nog wel gaat. Maar dat de situatie steeds problematischer wordt bij voortduring van de uitkeringssituatie. Duurzame gebruiksgoederen kunnen niet meer vervangen worden, kleding niet meer gekocht maar ook maatschappelijke participatie wordt bemoeilijkt. Lid zijn van een club of vereniging kost immers geld. Evenals deelnemen aan het culturele leven. Er ontstaat langzaam een sociaal isolement. Een uitbreiding van het minimabeleid kan volgens het CDA de toenemende verarming enigszins verzachten. En bovendien vindt het CDA, dat een gemeente niet alleen verantwoor delijk is voor het scheppen van voorzieningen en het verstrekken van uitkeringen, maar ook voor het maatschappelijk kunnen functioneren van haar burgers. Per 1 januari 1996 wordt de nieuwe Bijstandswet van kracht, waarbij de gemeente een grotere verantwoordelijkheid krijgt voor de uitvoering en waarbij na drie jaar de financiële gevolgen hiervan niet meer bij het rijk verhaald kunnen worden. Om nu het geheel goed te kunnen overzien en om tot een goed afgewogen beleid te komen, ook financieel, verzoekt de CDA-fractie het college binnenkort, in ieder geval vóór de politieke beschouwingen, te komen met een nota, waarbij het gemeentelijk beleid ten aanzien van de bijstand in het kader van de nieuwe bijstandswet en het beleid in het kader van de nota bijzondere bijstand en een verruimd minimabeleid, op een rijtje worden gezet. Om zodoende een goed overzicht te krijgen, zowel in het gehele beleid als wel in de financiële gevolgen ervan. In het kader van de bijzondere bijstand is er nog steeds sprake, ook in Prinsenbeek, van onderconsumptie. De CDA-fractie verzoekt het college daarom, veel aandacht te besteden aan voorlichting hierover, bijvoorbeeld speciale doelgroepgerichte voorlichting. Voorzitter, de CDA-fractie gaat vooralsnog akkoord met het voorliggende voorstel. Dat wil zeggen, het tot nu toe gevoerde minimabeleid continueren, maar vertrouwt erop dat het college aan haar verzoek voldoet. Dank u wel.' Na daartoe het woord gekregen te hebben verwoordt de heer Braspenning het standpunt van de fractie van Gemeenschapsbelang als volgt: 'Voorzitter, wij kunnen ons vinden in de nota zoals die door B W aan ons is gepresenteerd. Ook wij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 98