zijn van mening dat men niet vooruit kan lopen op wat er in den Haag nog beslist moet worden. Daarom
zien wij op dit moment nog geen aanleiding tot verruiming van het huidige kwijtscheldingsbeleid. Wel
willen wij dat er goed op wordt toegezien dat misbruik zoveel mogelijk wordt voorkomen. Door een
goede controle vooraf en ook eventueel achteraf. Verder zijn wij van mening dat een goede en adequate
voorlichtingscampagne gewenst is. Zodat diegenen, die echt financiële ondersteuning nodig hebben, ook
weten hoe zij voor die ondersteuning in aanmerking kunnen komen zodat zij niet in een neerwaartse
spiraal van de samenleving terecht komen.'
Vervolgens geeft de voorzitter het woord aan mevrouw Dicou die namens de fractie van de VVD het
volgende verwoordt:
'Dank u wel mijnheer de voorzitter. De fractie van de VVD kan zich ook vinden in de nota zoals B
W heeft uitgebracht. Zoals voorgaande sprekers al naar voren hebben gebracht, vinden wij ook dat er
een effectieve en adequate voorlichtingscampagne dient te komen en wij zijn ook van mening dat wij op
dit moment niet kunnen anticiperen op mogelijke wetswijziging tot verruiming van het kwijtscheldingsbe
leid; dat zien wij dan later wel. Ik wil nog wel kwijt dat wij er in ieder geval geen voorstander van zijn
dat de gemeente inkomenspolitiek gaat bedrijven.'
Hierna geeft de voorzitter het woord aan de heer van Geel wiens beantwoording als volgt luidt:
'Bij dat laatste sluit ik mij in ieder geval aan; dat is trouwens ook bij wet verboden. Zo burgerlijk
ongehoorzaam zullen wij zeker niet zijn. Eerst wil ik in zijn algemeenheid een opmerking maken. De
nota 'gemeentelijk minimabeleid' is een klein stukje beschouwing en voor een groot gedeelte beschrijving
van de huidige situatie. Met de opsomming van een aantal mogelijkheden en wellicht onmogelijkheden en
het standpunt zoals dat in de afgelopen jaren steeds aan de orde is geweest. De bedoeling van het
aanbieden van deze nota was niet gelegen in het feit zoals dat deze week in 'Modern Prinsenbeek' stond,
namelijk dat de PvdA het college huiswerk had opgedragen. Want, geacht lid van de PvdA die dit
geschreven heeft, het college voelt zich niet in de schoolbanken zitten.'
Bij interruptie zegt de heer van der Hilst verheugd te zijn over het feit dat de wethouder de artikelen van
zijn partij zo zorgvuldig leest. Maar het woord huiswerk was geplaatst tussen aanhalingstekens, dus als
goed schoolmeester had deze moeten weten wat dat betekent.
De heer van Geel vervolgt zijn beantwoording met te zeggen 'dat de intentie ervan, dat u ons iets oplegt,
daarvan wil ik mij toch graag distantiëren want zo doen wij dat niet. En ook in de bijdrage van mevrouw
van Weezei is aan het einde de zinsnede gebruikt "wij willen dan ook het college opdragen", maar, het
spijt mij, zo werkt dat niet. U kunt iets verzoeken, het college zal dat dan vervolgens beoordelen, maar
iets opdragen doet de meerderheid van de raad en niet mevrouw van Weezei
Tot op heden is het zo geweest, dat als er bij beschouwingen of discussies, over welke zaak dan ook, gezichts-
of aandachtspunten aan de orde zijn en er wordt naar gevraagd, dit college heel welwillend en heel open
is voor alle suggesties en graag alle zinvolle dingen samen met u wil onderzoeken en bespreken. Om zo
gezamenlijk te komen tot het eventueel formuleren van nieuw beleid. In de afgelopen jaren hebben we
dat veelvuldig gedaan ten aanzien van allerlei zaken, in de commissie voor welzijn en milieu-aangelegen
heden. En die manier van werken, het bespreken naar aanleiding van de nota van mogelijkheden en
onmogelijkheden, is deze portefeuillehouder heel goed bevallen.
Het is natuurlijk ieders goed recht om zijn of haar bijdrage in de commissievergadering te beperken tot
het stellen van een aantal vragen, maar diegene die dat toe moet zich dan ook goed realiseren dat de
discussie tussen de raadsleden in de commissie welzijn op die manier amper van de grond komt. En
helaas is dat, ik moet dat constateren, tijdens de laatste commissievergadering aan de orde geweest.'
De heer van der Hilst interrumpeert met de opmerking 'dat de functie van de commissies is toch het
stellen van vragen en de discussie waarop de wethouder nu doelt behoort toch hier - vanavond - plaats te
vinden. Ik begrijp dus niet goed wat hij daarmee bedoelt.'
De heer van Geel vervolgt met te zeggen 'Ik denk dat u het heel goed begrijpt. Ik heb gezegd dat de
wijze waarop wij de afgelopen jaren met elkaar gewerkt hebben in de commissie welzijn, om gezamen
lijk te komen tot een nieuw beleid, heel verhelderend en heel duidelijk is geweest. En dat die manier ook
geleid heeft tot de vorming van allerlei stukken. Dat neemt niet weg dat een ieder de vrijheid heeft,
conform de regeling, om te zeggen: in de commissie stellen we puur technische vragen, daar houden we
het bij en in de raad gaan we daarover met z'n allen discussiëren.
Bij interruptie zegt de heer van der Hilst 'dat is toch het nieuwe reglement van de commissies? Wat de
andere fracties doen, die doen het op dit moment verkeerd. Wij hebben afgesproken dat wij in de
commissies technische vragen stellen en wij zeggen of het voorstel voorgelegd kan worden aan de raad,