Wij hebben deze week in De Zilverberk iets gezien: een vaag plaatje van een betere bereikbaarheid van het station. Ik moet u eerlijk zeggen: ik heb er niet uit kunnen ontcijferen of ontdekken waaruit die betere bereikbaarheid van het station dan zou bestaan. Het was een duister, onduidelijk plaatje, maar dat zal dan wel aan mij hebben gelegen. Was de HSL in eerste instantie een probleem van Prinsenbeek, van heel Prinsenbeek - oost- en westzijde -, langzamerhand werd het nu een probleem van de Meester Bierensweg en van de Valdijk en misschien nu dan ook van de oostelijke zijde van het noordelijk gedeelte van de Beeksestraat. Dan praat ik nog maar niet over het Peperbos en alle andere straten. Maar het is natuurlijk niet alleen een probleem voor die paar straten, het is een probleem voor geheel Prinsenbeek, en ik vind dat we het nu aan het verengen zijn tot een paar straten. Dit is echter voor het gehele dorp een visuele hinder, geluidshinder, aantasting van het leefmilieu, aantasting van de bereikbaarheid van Breda en een grote infrastructurele bundeling met de HSL van zo'n negentig tot honderdenveertig meter; dat mag daar niet komen. Maar dat "neen" tegen het F-tracé, dat heb ik steeds minder gehoord. Terwijl naar ons idee elk gesprek, of het nu met de Tweede Kamer of met de minister is, moet beginnen met de eerste drie zinnen: "Wij zijn tegen het F- tracé.", "Wij zijn tegen het F-tracé.", "Wij zijn tegen het F-tracé." En dan pas gaan we verder praten. Wij vinden dat veel nadrukkelijker dat "nee" naar voren moet worden gebracht. Het tracé is nog niet vastgesteld. Er is een voorkeurstracé van de minister, maar dat is nog helemaal niet vastgesteld. Als ik dat vergelijk met de herindeling: daarover ligt al een kabinetsbesluit. Desondanks blijven wij ons terecht verzetten. Er is nog geen echt tracé vastgesteld, er moet nog een tracé worden vastgesteld. Desondanks lijkt het, of wij ons daarmee al helemaal hebben verzoend en ik denk dat het bij de minister ook zo overkomt: "och, Prinsenbeek gaat wel mee." Ik denk dat we toch een beetje een voorbeeld moeten nemen aan de gemeenten in België. Daarvan hebben we een paar maanden geleden ook gezegd: "och, die Belgen gaan wel om", maar je ziet op dit moment dat die Belgen zich effectief verzetten. De gemeenten ten noorden van Antwerpen organiseren binnenkort - op 24 maart - weer een grote demon stratie; die verzetten zich effectief, duidelijk, die zeggen waar het op staat. Geen onderhandeling met deze minister, want als je met deze minister gaat onderhandelen verlies je het altijd. Ik heb ook helemaal niet gehoord wat de kosten zijn van de Breda-Prinsenbeek variant 2. Is dat zeshonderd miljoen, zevenhonderd miljoen? Dat wordt uiteindelijk een paar honderd miljoen meer en denkt u nu werkelijk dat de minister zal zeggen: "dat is dan akkoord"? Zij zal de hand op de knip houden en zij zal ook bij deze variant zeggen: "wegwezen jullie, veel te duur." In het verslag van het bestuurlijk overleg staat: 'In het overleg van 24 januari is afgesproken rond 1 maart de voor- en nadelen te inventariseren van een, ten opzichte van de door rijkswaterstaat voorgestelde ligging boven maaiveld, iets lagere ligging.' Als het zo nog even doorgaat zitten we binnen de kortste keren op de ligging die rijkswaterstaat altijd heeft voorgesteld en dat willen wij niet. Daarom zeggen wij: "Laten we met Breda samen zo duidelijk mogelijk, zo hard mogelijk naar de minister duidelijk maken dat wij het F-tracé niet willen, dat wij dat uitdragen, dat wij het college opdracht geven om dat uit te dragen en als het dan toch moet, dan willen wij dat onder heel harde randvoorwaarden en niet in de sfeer van: we zullen ons inspannen en we zullen ons best blijven doen bij deze minister, want daar geloven wij dus niet in.Wij hebben de overtuiging - wij denken er misschien iets anders over dan de voorzitter - dat dat het enige is, en laat dan de Tweede Kamer maar beslissen want wij doen wel alsof minister Jorritsma daarover beslist, maar zo is het niet. Minister Jorritsma is een uitvoerend minister; de Tweede Kamer beslist. Minister Jorritsma voert uit wat de Tweede Kamer beslist en als wij bij minister Jorritsma ons gelijk niet kunnen halen, dan moeten wij ons gelijk zien te halen bij de Tweede Kamer. Laten we die overtuigen, laten we die hier naartoe halen, laten we een actiecomité vormen zoals we dat ook bij de herindeling doen, maar laten we vooral onze tanden zien want anders ben ik bang dat we bij voorbaat verloren zijn en dat we hier krijgen wat de minister, rijkswaterstaat, wil. Nu wat betreft het definitief concept. Wij kunnen ons daar grotendeels in vinden. Ik heb nog wel enige moeite met die formulering maar ik wil mijn best doen om tot overeenstemming te komen want ook wij hechten eraan om vanavond een gemeenschappelijk besluit te nemen. Wij hebben wat moeite met de formulering: "in het oostelijk deel van de noordzijde van de Beeksestraat" want je krijgt al gauw: de vierde straat is misschien het Peperbos. Moet je die dan ook gaan noemen? En de vijfde straat is de Hertenhoek, de zesde straat het Plantsoen en zo kun je natuurlijk doorgaan. Wij hebben dus enige moeite met het feit of je wel straten moet noemen. Of kun je volstaan met "bebouwde kom" of iets dergelijks. Onze intentie is echter, om er vanavond mede uit te komen.' Nadat de voorzitter de heer Van der Hilst bedankt heeft voor diens betoog geeft hij het woord aan de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 44