minder genoegen nemen." Ik denk dat de maximale inspanning, zoals dat ook in het concept omschreven staat, nodig is; niet alleen voor het college van Prinsenbeek maar ook van de raad en van andere betrokken gemeenten. Wat betreft de samenwerking tussen de gemeenten Breda en Prinsenbeek, hoop ik dat die nog enige tijd stand zal houden en dat we gezamenlijk blijven optrekken. Dit, omdat bij mijn fractie de indruk bestaat - de heer Geuze heeft daar ook al op gewezen - dat wanneer partijen gezamen lijk een probleem proberen te tackelen, dit toch respect afdwingt en dat op die manier toch een grotere kans kan worden verkregen om datgene wat ons voor ogen staat, binnen te halen. Wij verzoeken u dan ook, voorlopig de maximale inspanning te blijven leveren. Daarnaast verzoeken wij u, om datgene wat u steeds doet, terug te koppelen via de commissie abro.' In zijn beantwoording zegt de voorzitter: 'Het was rond kerstmis 1993, toen wij vanuit het college, op het moment dat wij een stukje grond aan de Meester Bierensweg wilden verwerven, voor de eerste maal geconfronteerd werden met het departement van rijkswaterstaat. Het ging over grond waarop we een bedrijventerrein wilden realiseren, en op dat moment bleek ons dat er plannen binnen rijkswaterstaat bestonden om mogelijk over te gaan tot een HSL langs onze gemeente. De heer Van der Hilst gaf al een langere geschiedenis aan, maar dit was voor mij het eerste moment waarop we geconfronteerd werden met een informeel signaal dat er mogelijk iets zou gaan gebeuren in onze gemeente. Op 16 mei 1994 werd door de ministerraad een formeel besluit genomen met als eerste voorkeur om in discussie te brengen het F-tracé ten opzichte van andere tracés. Het was nog in de tijd van de vorige minister van Verkeer en Waterstaat, mevrouw Maij-Weggen. Op dat moment hebben we op dezelfde avond aangegeven dat wij, vanuit Prinsenbeek, de aanleg van F beslist ongewenst vinden. Het is de terminolo gie die we consistent in het gehele proces naar voren hebben gebracht. Op dat moment hebben wijzelf - ik had toen al wel informeel contact gehad met de burgemeester van Breda daarover - gezegd: "we moeten ons ook indekken tegen de ongewenste eventualiteit als toch ooit de ministerraad, gelet op het regime van de Planologische Kern Beslissing, zou kunnen overgaan tot de aanleg van het F-tracé, en wij moeten ons op dat moment gaan bezinnen op alternatieven.Ik ben toen samen met wethouder Oomen naar Barendrecht gegaan, alwaar ze de nodige ervaring hadden met betrekking tot rail 2000, de dreiging van de HSL en de Betuwelijn, en we zijn op basis daarvan terechtgekomen bij het ingenieursbureau Lievense. Op basis van hun advies hebben we hier in de gemeenteraad gereageerd in het kader van de PKB 1; dat was in september 1994. Op basis daarvan is er bestuurlijk overleg geweest met mevrouw Jorritsma. In dat overleg - u kunt dat nalezen - is met dezelfde woorden die ook vanavond vanuit de gemeenteraad werden aangegeven - dezelfde woorden die ook op bladzijde 7 van het stenografisch verslag van het laatste bestuurlijk overleg met de minister staan - dat vanuit onze gemeente is gezegd: "De gemeenteraad van Prinsenbeek spreekt zich dan ook uit tegen het F-tracé." Ik geef toe, ik heb het op dat moment slechts één keer uitgesproken, maar in alle verslagen is terug te vinden het standpunt van de gemeenteraad: dat we tegen zijn. Ondanks dat, heb ik het ook steeds zo ervaren zoals vanuit de raad naar voren wordt gebracht, namelijk dat de trein doordendert. Dat heeft ertoe geleid, nadat we zelf een plan hadden bedacht om naast de A16 hoog de verdiepte ligging van de HSL neer te leggen op basis van ideeën van het ingenieursbureau Lievense; dat we gezegd hebben: "Het is een kostenpost van tweehon derdenveertig miljoen. Is het niet denkbaar dat we onze zorg verbreden met de gemeente Breda?" Op basis daarvan heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden met de burgemeester van Breda en dat heeft ertoe geleid dat we op zijn laatste werkdag, samen met Breda, een bestuursovereenkomst hebben gesloten om zoveel mogelijk gemeenschappelijk op te trekken. Uit dat overleg is ook de idee ontstaan om samen met het provinciebestuur zoveel mogelijk te trachten op te trekken. De provincie had weliswaar gezegd: "ja, tenzij", en dat "tenzij" betrof specifiek het punt in Prinsenbeek: de Meester Bierensweg/Valdijk. We hadden bij de Betuwelijn heel scherp de rol gezien van de provincie Gelderland en we dachten: "Ja, als we spreken over een groot maatschappelijk probleem voor het gehele gebied, laten we dan onze krachten zoeken in samenwerking, om het verzet te bundelen" en op basis daarvan zijn we terecht gekomen allereerst bij de gemeente Breda en we hebben dat later verbreed tot het provinciaal bestuur. Louter en alleen om bondgenoten te zoeken in deze zeer complexe bestuurlijke discussie met grote negatieve effecten op het leefklimaat in onze gemeente. Ik heb misschien van nature niet de scherpte van de woordkeus, maar ik denk dat we een gemeenschappelijke zorg hebben. De een kan het misschien wat harder verwoorden dan de ander, maar ik denk dat hier vanavond, in deze raadzaal, ook doorklinkt wat De Stem vandaag kopte, namelijk dat wij, evenals in Breda, een keihard "nee" laten horen. De minister van Verkeer en Waterstaat verzocht ons deze week nogmaals, bij brief van 26 februari, te berichten of er voldoende basis is voor gemeenschappelijke, bindende afspraken over de contouren van het totale

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 46