en uit te dragen wat de gemeenteraad van Prinsenbeek - en dat loopt dus conform met wat Breda wil - van de ministers verlangt. De opdracht is dus - geen kritiek op u omdat u het niet goed gedaan zou hebben het is een duidelijke uitspraak van de gemeenteraad in het verlengde van het te nemen besluit. Bindende afspraken zou de minister van u verlangen. U kunt geen bindende afspraken maken omdat u het "nee" moet blijven uitdragen. De inhoud van het te nemen besluit is dat, voor het geval de Kamer onverhoopt zou kiezen voor de aanleg van de HSL, het college zich moet blijven inzetten - dus dan pas - voor maximale inspanning op basis van die variant en de daarbij behorende randvoorwaarden. Dat is, zoals gezegd, te laat. Maar als de ministers in hun voorbereiding voor de PKB-beslissing ook een draagvlak in de Kamer willen krijgen, zal a) naar mijn mening aan die misdeling een einde moeten worden gemaakt en b) zal ze aanzienlijk verder moeten gaan dan ze nu, totaal afwijzend, aan u en ook aan de burgemeester van Breda heeft overgebracht. Ik wens u vanuit die visie veel succes bij uw werk in dit opzicht: in het belang van Prinsenbeek en de bevolking.' Vervolgens geeft de voorzitter het woord aan de heer Van der Hilst die het volgende zegt: 'Nog een paar opmerkingen, voorzitter. Uw uitgebreide betoog heeft wel wat helderheid geschapen. Toch zit ik nog met een paar vragen. U heeft ondermeer gezegd: "overleg met de provincie en de andere gemeenten zijn wij aangegaan omdat we dan bondgenoten hadden." Ik heb toch moeten constateren dat Rijsbergen niet aanwezig was tijdens het overleg met de minister; dat we daarin toch niet een echte bondgenoot hebben gevonden. Wat dat betreft denk ik: zijn het wel zulke grote bondgenoten, als Rijsbergen gewoon op het overleg niet verschijnt? Toch nog even terugkomend op de Breda-Prinsenbeek variant 1, de eerste, maar daar kunnen wij maar moeilijk van afstappen omdat wij daaraan onze hoop en vertrouwen hadden geschonken en wij dachten u ook. U heeft net gezegd: nog steeds een te verant woorden plan" en ik heb zojuist gevraagd wanneer u niet meer bent gaan geloven in Breda-Prinsenbeek variant 1. Want u heeft deze week gezegd: "dat plan was ook veel te duur", terwijl wij in eerste instantie die vraag hadden "is het niet te duur?", waarop u heel nadrukkelijk en ook het bureau Lievense heeft aangegeven dat we het zo niet moesten bekijken. En nu zegt u zelf: "het was ook veel te duur; meer dan eenmiljard, dat kun je niet verwachten van de overheid dat ze dat voor Prinsenbeek over hebben.Mijn vraag nogmaals: wanneer bent u zelf niet meer gaan geloven in de Breda-Prinsenbeek variant 1? Was dat voordat u naar de minister ging? Of bij de minister? Of na afloop van het bezoek aan de minister? Want u vindt het nog steeds - zegt u - een te verantwoorden plan, en even later heeft u gezegd: "ik wil nu voor variant 2; die ga ik bevechten." Dat vond ik een heel goede uitspraak van u en ik dacht "ha, hij gaat vechten nu." Dat idee heb ik niet gehad bij het verdedigen van de variant 1, maar misschien zie ik dat verkeerd. U zegt "die Breda-Prinsenbeek variant 2 is geen slap aftreksel; daar is een stukje ondertunneling van afgehaald en dat heeft geen invloed op het leefmilieu." Ik denk toch wel dat er wat meer verschillen zijn dan het afhalen van een stukje tunnel dat geen invloed heeft op het leefmilieu. U gaat, samen met Breda, bestuurlijk overleg aanvragen bij de minister. Ik kan daarmee akkoord gaan. Waarbij u zegt: "Je moet mij niet afrekenen op wat ik gerealiseerd heb als ik terugkom." Dat willen we dus juist wel doen. Wij willen u niet wegsturen om te onderhandelen; u mag van ons niet onderhandelen. U mag van ons gaan overleggen, maar dat is iets anders dan onderhandelen. Met alle respect, wij hebben er weinig vertrouwen in, dat twee burgemeesters het winnen in onderhandeling met deze ministers. Dus u moet die onderhandeling gewoon niet aangaan. U mag in overleg treden, waarbij u mag voorleggen de Breda-Prinsenbeek variant 2 als uiterste, het minimale, en daarover wordt niet onderhandeld want wij zijn toch bang dat u het gaat verliezen, al heeft u zich naar ons idee nu beter voorbereid in die zin dat u heel goed doordrongen bent van de mening van de gemeenteraad en ook de heer Rutten is inmiddels wat beter ingewerkt.' Hierna geeft de voorzitter het woord aan mevrouw Hoelen die het volgende zegt: 'Mijnheer de voorzitter, ook onze dank voor de uitvoerige toelichting. Ik heb in mijn betoog al gezegd, dat het CDA ook onverkort "nee" blijft zeggen tegen het F-tracé en onverkort blijft vasthouden aan de Breda-Prinsenbeek variant. In onze optiek zou dat ook de oorspronkelijke Breda-Prinsenbeek variant moeten zijn want de aangepaste variant is, wat ons betreft, toch ook een verschraling. Wij hopen dus, dat het u toch lukt om die originele variant zo goed mogelijk over tafel te krijgen bij de minister. Wat ons betreft mag u met de minister gaan praten en - het is al gezegd - geen bindende afspraken maken; wij hebben ook weinig vertrouwen in een goede afloop wat dat betreft. Van de andere kant denk ik ook dat we geen koud-watervrees moeten hebben. De minister kan ook niet zomaar voorbij gaan aan voor de gemeente acceptabele oplossingen; dan komt zij op haar weg ook de Kamer tegen. Ik denk dus dat zij in ieder geval veel toegeeflijker zal moeten zijn dan zij tot nu toe geweest is en ik denk dat het raadsbesluit - 21 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 50