algemene beschouwingen een verruimd kwijtscheldingsbeleid totstandgekomen. Wij hebben toen namelijk
toch 95% van de kosten als kosten van bestaan genomen, maar wij vragen toch nog om met een
verruiming daarin te komen. Er zijn, denk ik, nog meerdere mogelijkheden. De Markenlanden heeft ooit
al eens een verzoek ingediend bij de gemeente waarin een bepaalde mogelijkheid zat. Je kunt ook denken
aan korting op abonnementen en dergelijke. In ieder geval willen wij toch graag dat er een notitie komt
waarin wat meer mogelijkheden zijn opgenomen voor mensen met een kleine portemonnee. De
wethouder zei het zojuist ook al - uit navraag was ook ons dat al bekend - dat minister Melkert bezig is;
die heeft dit hiaat ook al opgemerkt. Wij vragen dan ook, om, zodra daarover meer duidelijkheid is, met
een notitie te komen naar de commissie, en die ook toe te sturen naar alle raadsleden zodat het in de
fracties besproken kan worden en wij daar zo spoedig mogelijk op kunnen inhaken. Wij handhaven dus
ons voorstel niet, maar vinden het wel jammer dat het toch niet gebeurd is want 'niet mogen' is toch heel
rekbaar, en rechtvaardig is, denk ik, nog rekbaarder.'
De heer Van Geel zegt: 'Met de laatste conclusie ben ik het niet eens. Volgens de wet mag iets wel of
niet en in zijn algemeenheid zit daarin weinig rek. Ik denk wel dat het duidelijk is dat alle fracties in
principe het idee om een dergelijke actie te organiseren, niet slecht vonden. Echter, ongeveer de helft
van de raad was de mening toegedaan dat het idee wel goed was maar dat het door wettelijke bepalingen
onmogelijk is om daaraan uitvoering te geven. U vindt nu allen dat het onder deze omstandigheden niet
kan doorgaan en dat, als die mogelijkheid er wettelijk in de toekomst wel is, er wel gebruikgemaakt van
moet gaan worden. Vanzelfsprekend deel ik die mening. Wat betreft de opmerking van mevrouw Van
Weezei ten aanzien van de titel, heb ik u in de commissievergadering al uitgelegd dat de titel de
conclusie was van het stuk en niet het vooringenomen standpunt. Ik heb u ook verteld dat de titel die er
toen boven stond - en die er later toch maar weer afgehaald is - daar is gekomen nadat het stuk gereed
was en niet als een voorop gezet plan. Het idee namelijk, het principe van een extraatje voor degenen die
dat nodig hebben, is een idee dat hoogstwaarschijnlijk door de meesten van ons van ganser harte zal
worden gesteund. Het moet alleen binnen de rechtsregels mogelijk zijn. Voor wat betreft de Nota
minimabeleid moet ik u zeggen dat de invoering van de Nieuwe algemene bijstandswet veel gevergd
heeft van de afdeling sociale zaken. Ik wil die afdeling best vragen om op korte termijn een nieuwe Nota
minimabeleid te produceren, ware het niet dat mogelijk reeds in februari aanstaande minister Melkert een
voorstel indient bij de Tweede Kamer. Het lijkt mij toch verstandig om dat even af te wachten want
anders zou de eigen Nota minimabeleid weieens gereed kunnen zijn op het moment dat die van de
minister verschijnt. Wellicht dat daardoor weer meer of minder mogelijkheden worden geboden,
waardoor het eigen werk voor niets is geweest. Ik stel dus voor, de circulaire minimabeleid van minister
Melkert af te wachten en zodra die is verschenen de nieuwe gemeentelijke Nota minimabeleid daarop te
baseren.'
Mevrouw Van Hoek zegt: 'Teneinde de wethouder daaraan te kunnen houden, wil ik hem nog even
vragen om, zodra de circulaire van minister Melkert is verschenen, de inhoud daarvan ook mee te nemen
in een verruimd minimabeleid. Ik heb het even nagezocht: we hebben het vorig jaar april gevraagd. Ik
denk dus dat nu toch wel de tijd gekomen is dat er wat geboren wordt.'
Mevrouw Van Weezei zegt: 'Het mag wat ons betreft best in samenwerking met het gewest, zoals dat
met de nieuwe ABW is gebeurd. Ik weet niet of dat mogelijk is, maar dat verlicht de werkzaamheden
wel.'
De heer Van Geel antwoordt met te zeggen: 'Zo ver gaat de samenwerking binnen het gewest over het
algemeen niet. Wel op hoofdlijnen, maar op het terrein van het minimabeleid is daarvan nog geen
sprake. Daarvoor verschillen de gemeenten onderling ook teveel van elkaar.'
Hierna stelt de voorzitter voor, over te gaan tot besluitvorming. Hij concludeert dat het voorstel öf wordt
ingetrokken öf - de raad gehoord hebbend - niet wordt aangenomen. Het is aan de indieners om daarover
een oordeel te vellen.
Mevrouw Van Hoek zegt vervolgens: 'Laten we het dan maar intrekken.'
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel
vervolgens ingetrokken.