4>/JL Wel kan ik mij voorstellen, dat het rationeel is om -b.v. in het kader van aanleg van kunstwerken- tot incidentele grenscorrecties over te gaan. Ma deze inleidingkom ik dan, mijnh er de voorzitter, tct de navolgende vragen: a. Welk standpunt is in het verleden door Teteringen in genomen in het informele intergemeentelijk overleg? b. Deelt het college van B.en W. en de Raad de zonet v/eergegeven zienswijze? c. Zo ja, zou het dan niet nuttig zijn, in dit stadium langs schriftelijke weg het standpunt van de Raad ter kennis te brengen van Gedeputeerde Staten en de Raden van de betrokken gemeenten? De Voorzitter antwoordt de Heer A. Oomen als volgt: ad 1a.'Van een plan tot annexatie van de gemeente ten behoeve van Breda, was ons vóór publicatie in "De Stem" niets bekend. Zoals U hebt kunnen lezen, vermeldt dë Memorie van Toelichting op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken een voorstel tot herindeling van het gebied rond de gemeente Breda." ad 1b."Het is voor ons niet bekend, welke instantie dit plan aanhangig heeft gemaakt." ad 2."Maar mijn mening is het onderhavige plan geen ge volg van een falen van het intergemeentelijke overleg." "Dit wordt,zo zegt do Heer A. Oomen, toch wel eens ge suggereerd. De Voorzitter: "Het was wel vrij algemeen bekend, dat, wanneer het intergemeentelijk overleg niet aan de gestelde verwachtingen zou blijken te voldoen, Gedeputeerde Statei met een plan zouden komen." Wethouder Oomen: Sinds kort heeft ook een der wethouders zitting in het overlegorgaan. Ik ben tweemaal op een ver gadering geweest. Er werd echter niet overlegd. Het or gaan kan niet gefaald hebben, omdat het nooit heeft ge werkt. Er was alleen van "werken" spraken wanneer er grenzen gewijzigd moesten worden. Ik vind het bijzonder vreemd, dat berichten van een dergelijke strekking door de pers gelanceerd kunnen worden, omdat hieruit de con clusie zou kunnen worden getrokken: Sr is over ons en zonder ons beslist. Ik kan me niet voorstellen, dat dit met alle begrippen van democratisch handelen strijdige beginselzonder meer zou zijn gehanteerd» Daarom kan ik niet geloven, dat deze berichten juist zijn. Wel verwon dert het mij, dat de verantwoordelijke autoriteiten deze publicaties niet tegenspreken of duidelijk maken, wat er aan de band is. Er is nu een zeer onbehaaglijke situatie ontstaan. Ik ben het volkomen eens met de stelling van de Heer de Vries: Teteringen heeft een eigen structuur, het heeft zich levensvatbaar getoond, er heeft een be hoorlijke uitbreiding plaats, financieel zijn we niet zwak; wanneer de Lage Vught volgebouwd zou moeten worden zou het met de boerenstand gedaan zijn. Daarom is deze grond onmisbaa: voor de boeren, maar bovendien is het zeer slechte bouwgrond»

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 412