3Voorstel van Burgemeester en Wethouders inzake het verzoek om subsidie van de vereniging het gesproken weekblad de Band. Zonder verdere bespreking en met algemene stemmen wordt overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. 4Voorstellen van Burgemeester en Wethouders inzake ingediende bezwaarschriften tegen aanslagen in de hondenbelasting, dienst 1966."" Op de vraag van de voorzitter of een van de heren hierover het woord wenst te hebben geeft de heer de Vries te kennen dat hij een algemene opmerking maken. De heer de Vries zou gaarne zien dat de stukken, die ter inzage worden gelegd, een van de heffingsverordening wordt gevoegd zijn mening eerst dan de zaken goed bekeken. Vries wil bij exemplaar omdat naar kunnen worden De heer de Vries is pertinent tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders om de heer F. Wijnen niet in aanmerking te laten komen voor vermindering van belasting. Het bezwaarschrift is ontvankelijk en daar de aanslag laat is opgelegd heeft de heer Wijnen eerst daarna een bezwaarschrift kunnen indienen. "Daar uit het schrijven van de heer dat hij vóór 1 juli 1966 opgehouden De motivering: Wijnen niet blijkt heeft houder van Vries heel de heer de zwak Vries een hond te zijn", vindt de heer de Hoeveel Nederlanders zijn er, aldus die goede briefjes schrijven? Bovendien vestigt de heer de Vries de aandacht op artikel 12, welk artikel de gemeente de plicht oplegt onjuist opgelegde aanslagen ambtshalve te herzien. Staat het nu werkelijk vast dat deze man geen recht heeft op herziening van de aanslag vraagt de heer de Vries. Ais dit niet zo is en dit bezwaarschrift zonder meer is afgewezen dan vindt de heer de Vries dit een daad die niet in overeenstemming is met behoorlijk bestuur. Hij verklaart nogmaals uitdrukkelijk tegen het voorstel te zijn. De voorzitter is de mening toegedaan dat er geen enkel motief aanwezig is om tot de conclusie te komen dat de heer Wijnen in zijn gelijk staat. Uit het schrijven blijkt helemaal niet, aldus de voorzitter, dat hij op 1 juli 1966 niet meer in het bezit was van een hond. De voorzitter zegt verder dat de mensen in deze voor gelicht zouden moeten worden opdat zij de wetten zouden kennen en derhalve zouden weten welke rechten zij heb ben. De heer de Vries blijft echter de mening toegedaan dat de heer Wijnen e.e.a. niet voldoende heeft begrepen. Wethouder Opmen merkt op, de zaak misschien gemakkelijk uit de doeken te kunnen doen. De heer Wijnen, aldus de heer Oomen, beweert sedert 1 juli 1966 niet meer in het bezit te zijn van een hond. Op 16 juni 1966 echter gaf hij de hond nog aan. Het is dus wel mogelijk, hoewel erg onwaarschijnlijk, dat de hond op 1 juli 1966 niet meer aanwezig was. 8am^m 17192 11

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1967 | | pagina 23