12Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de Bezoldigingsverordening 1965 per 1 januari 1965. he Voorzitter vraagt wethouder Oomen dit agendapunt toe te lichten, waarop de heer Oomen betoogt, dat de Raad in zijn vergadering van 30 juni 1966 een wijziging van de Bezoldigingsverordening 1965 heeft vastgesteld in verband met de uitvoering van de zgn.ontvanger nieuwe stijl".De bedoeling van deze wijziging was er voor te waken, dat de zittende functionaris er ih zijn rechtspositie niet op achteruit mocht gaan. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken maakt thans bezwaar tegen artikel 19a, de overgangsbepaling. Wij wensen echter aan de wensen van het Ministerie niet tegemoet te komen. De nieuwe combinatie heeft grote voordelen. Ik verwijs U hierbij, zo zegt spreker, naar ons voor stel aan Uwe Raad. Deze gang van zaken werd nota bene door de Ontvanger zelf gestimuleerd. Dit mag er uiter aard niet toe leiden, dat de betrokken functionaris hiervan financieel nadelige gevolgen ondervindt. Per 1 januari 1967 nu overschreedt deze gemeente het inwonertal van 3000. Op het moment, dat de "ontvanger nieuwe stijl" werd gecreëerd, was het bereiken van dit inwonertal te verwachten. Er was dus reeds toen uit zicht op een salarisverhoging voor alle administratieve ambtenaren. Binnenlandse Zaken wenst van deze verhoging echter de Ontvanger uit te sluiten. Wij achten dit bepaah onjuist. Het is nog iets anders, wanneer de gemeente het inwonertal van 4000 overschrijdt. Een dergelijke bevolkingstoename was in 1965 niet te voorzien. Dat de "ontvanger nieuwe stijl", hetgeen een geheel nieuwe functie is, dè.n niet kan medeprofiteren, is voor ons alleszins aanvaardbaar. Nu zal dit echter wel moeten gebeuren. Zoals U hebt kunnen lezen, besluit wethouder Oomen zijn betoog, staat de betrokken personeels organisatie geheel achter onze zienswijze. De heer G. de Vries vindt het voorstel van Burgemeester en Wethouders heel sympathiek. Hij wil echter 2 vragen stellen: Heeft het college een redelijke hoop, dat het beoogde doel wordt bereikt en zo neen, welke maat regelen denkt het college dan te nemen? Wethouder Oomen zegt te verwachten, dat de beslissing wel gunstig zal uitvallen. Mocht dit onverhoopt niet zo zijn, dan zal het college zich nader moeten beraden. Bovendien: de personeelsorganisatie is het geheel met ons voorstel eens. De heer de Vries acht dit laatste niet zo'n sterk argument. Het is in het verleden maar al te vaak ge bleken, dat het Ministerie de mening van de vakorgani saties naast zich neerlegt. Wethouder Oomen betoogt tenslotte, dat het hier een individueel geval betreft. Bovendien, zo zegt hij, is de zaak zó duidelijk, dat aan een goede afloop niet moet worden getwijfeld. Hierna wordt met algemene stemmen besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8omsom- 17192 II

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1967 | | pagina 41