- 6 -
Niemand kan het ons maar enigszins euvel duiden, dat wij over een
zo belangrijke materie als de onderhavige, onder de huidige omstandig-
heden, ons intern hadden willen beraden alvorens wij het gesprek had-
den voortgezet»
Mijne Heren Leden van de Raad: Gezien in het licht van hetgeen ik U
hedenavond mededeelde, waarbij ik U chronologisch de gang van zaken
schetste, waarin het intergemeentelijk overleg van Breda en randge-
meenten terecht was gekomen sinds de annexatieplannen der provincie,
moet het voor U en iedere objectieve waarnemer in het geheel niet
moeilijk zijn te constateren bij wie de oorzaak van het breekpunt
ligt
Bovendien, zo zegt de Voorzitter, kunt U constateren, dat Breda twee
dingen door elkaar haalt door te stellen dat bij het structuurplan-
overleg niet gesproken zou mogen worden over annexatie. Het structuur
plan, aldus de Voorzitter, is een technische kwestie; men moet zich
hierbij distantiëren van wijziging van gemeentegrenzen die in het be
stuurlijke vlak liggen» Ik meen het hierbij wel te kunnen laten, zo
besluit de Voorzitter» Ik wil U echter nog wel even inlichten over de
laatste stand van zaken. Vandaag is, als uitvloeisel van een ver
gadering van het College van Burgemeester en Wethouders van Breda
de volgende brief ontvangen:
In verband met de plannen van het college van Gedeputeerde Staten
met betrekking tot de gemeentelijke herindeling voor Breda en om-
geving menen wij het navolgende onder Uw aandacht te moeten brengen.
Uit de ter zake van het gemeenschappelijk overleg gevoerde correspon-
dentie is ons gebleken dat in dit stadium daarover geen open gesprek
kan worden gevoerd.
De bestaande bestuurlijke tegenstellingen betreffende de gemeente-
lijke herindeling geven ons college geen vertrouwen dat verder over-
11 leg over het structuurplan - nog daargelaten de beperktheid van het
betrokken gebied - vruchtbaar kan zijn.
De plannen van het College van Gedeputeerde Staten, waarmede de raad
van onze gemeente zich bij besluit van 17 oktober 1968 heeft verenigd,
leiden er toe, dat onze aandacht op het terrein van de ruimtelijke
ordening gericht zal moeten zijn op het gebied ten noorden van onze
stad.
Wij menen als gevolg van het vorenstaande dat er in dit kader thans
onvoldoende gemeenschappelijke uitgangspunten aanwezig zijn om het
tussen onze gemeenten bestaande overleg over het structuurplan te
continueren.
Wij zouden het echter zeer op prijs stellen dat bilateraal overleg
over belangen die onze gemeenten raken wel zal plaatsvinden.
Wij hebben de pers van ons weergegeven standpunt in kennis gesteld."
Hierna verkrijgt in eerste instantie wethouder Oomen het woord.Mijnheer
de Voorzitter, als lid. van de Commissie die een structuurplan mede zou
samenstellen, zou ik hierover wel enige opmerkingen willen maken. Ik
zal U niet vermoeien met de chronologische volgorde van de besprekingen
vanaf 1*f mei 19^5, op welke datum voor het eerst de wethouders bij de
besprekingen zijn betrokken. Ik heb n.l» de moeite genomen dit in mijn
schaarse vrije tijd op te stellen en U zult hiervan t.z.t. kennis kun
nen nemen.
- 7 -