Verder deelden zij laconiek mede, dat indien uit hun studie
mocht blijken, dat onze gemeente bij deze plannen betrokken
zou zijn, zij de gemeenteraad daarvan op de door de wet voor
geschreven wijze in kennis zouden stellen en zij de gelegen
heid zoude 11 bieden hun gevoelen dienaangaande aan hen ken
baar te kunnen maken.
Niemand zal mij hopelijk envoi duiden dat ik deze gang van
zaken in het licht van elders gevoerd beleid een onbevredig
de noem. Een verzoek van de vijf gemeenten om inspraak te
mogen hebben bij de opstelling van een door de provincie
aangekondigd streekplan voor het westen van Brabant, gedaan
bij dezelfde brief van 21 september 1967, bleef tot op heden
onbeantwoord
Volledigheidshalve wil ik nog even memoreren, dat bij de
bespreking van 5 januari 1968 besloten is, dat er naar ge
streefd zal worden nauw overleg tc plegen met het provinciaal
bestuur van Noord-Brabant om te komen tot een uitwisseling
van de wederzijdse standpunten inzake, enerzijds de voorbe
reiding van bovengenoemd structuurplan, en anderzijds het
door het provinciaal bestuur aangekondigde streekplan voor
West-Brabant
Hopelijk zal deze poging om tot overleg met de provincie te
komen met meer succes bekroond worden dan tot nu toe het
geval is geweest.
Dat ik het standpunt van Oosterhout en Etten-Leur terzake
van de vorming van een agglomeratieverband betreur en van
weinig werkelijkheidszin vind getuigen, zal U duidelijk zijn.
Hartverwarmend was de resolutie van 17 november 1967 van het
dispuut gemeente-politiek van het politieke jongeren-contact
Breda, waarin van een zeer wijs en zeer verstandig inzicht
getuigd werdbetreffende de problemen in onze regio.
Beter dan menig bestuurder hebben zij ir hun jeugdig dlan
de problemen van onze streek onderkend en op de mogelijkheid
van een oplossing gewezen.
Tenslotte nog een opmerking over de beleidsnota van Breda,
U werd reeds in de aanbiedingsnota, behorende bij de be
groting 1968 aangekondigd, dat wij U over onze zienswijze
over deze nota, na samenspraak met de andere randgemeenten
uitvoerig zouden informeren. Een kort woord wil ik echter
nu reeds erover zeggen. Ook ik huldig het standpunt, dat
deze nota nooit als uitgangspunt zou kunnen dienen bij
het gesprek van Breda met de vier randgem. enten, dus als
grondslag zou kunnen dienen voor een structuurplan. Deze
nota baseert zijn geg< vens op een tweede nota over de
Ruimtelijke Ordening die er van uit gaat, dat er over
ruim dertig jaar twintig miljoen mensen in Nederland
zullen wonen.Nadere prognose aan de huidige ontwikkeling
stelt dit getal op achttien miljoen. Zou het, zo vraag ik
mij af niet juister zijn, dat ook Breda zijn verwachtingen
hierop instelde?
Uiteraard is dan, zoals U begrijpen zult, het in deze nota
genoemde maximale groeipercentage niet meer te accepteren.
Het huidige groeipercentage is volgens de bredase nota
1,3en dit percentage zal ^waarschi jnlijk eerder nog af
nemen, dan dat het tot 1,8C'£ of hoger zal oplopen.
- 5 -