Doch ik wil nu zakelijk trachten, zonder emoties, enige
kanttekeningen te maken bij de veelomstreden en ook veel
te bestrijden Provinciale nota.
Natuurlijk moeten wij op dit moment helemaal niet in paniek
zijn. Het zijn slechts plannen van de provincie, die ook nog
andere, hogere en misschien nog wijzere instanties moeten
goedkeuren.
Daar staat nog een hele lange procedure voor, die hopelijk
onze gemeente-secretaris nog even fijntjes uit de doeken
zal doen.
Deze plannen betreffen alleen nog maar Breda-Noord, maar
aan 3reda is toch ook nog een Breda-Oost, een West en een
Zuid? Daar wordt nog niet over gesproken. Houdt dat in, dat
straks heel West-Brabant Breda moet worden?
Wellicht geeft de memorie van toelichting van de Minister
van Binnenlandse zaken nog enige hoop, want zoals de Burge
meester reeds zei, 'de minister gaat niet over een nacht ijs,
en deze bewindsman is er geen voorstander van om de gemeenten
waarin de problematiek in samenwerking kan worden opgelost,
op te heffen'.'
Hij zegt daar nog bij; "zo komen naar mijn mening kleine
gemeenten, die niet zijn opgewassen tegen de eisen, die de
tegenwoordige tijd aan het locale bestuur stelt, en die
regionaal voor taken komen te staan, die voor die gemeenten
te zwaar zijn en die niet langs de weg van intergemeentelijke
samenwerking effectief kunnen worden aangepakt, in aanmerking
tot opneming in het grote gemeentelijk geheel".
Ik mag toch stellen dat -wij tot nu toe altijd bewezen hebben
dat wij in staat zijn om de taken die ons zijn opgedragen te
vervullen en dat wij zeker als vier randgemeenten steeds ge
streefd hebben naar een intergemeentelijke samenwerking, die
helaas niet door de schuld van de randgemeenten niet van de
grond is gekomen.
Wanneer we de nota van nabij bekijken, dan spreekt de Provin
cie over de ontwikkeling, die Breda na de oorlog als resultaat
van het gevoerde beleid, heeft doorgemaakt.
Ik zou hier toch graag bij willen opmerken, dat de ontwikke
ling, die Breda heeft doorgemaakt, beslist niet het gevolg is
geweest van het gevoerde beleid van de gemeente, maar van het
gevoerde beleid van de Provinciale- en Rijks-overheid, want
door de contingentering van de bouwvolumen zijn de kleine ge
meenten tot 1966 niet in staat geweest om te bouwen.
Wanneer wij in 1963 of 1964- 4 woningwetwoningen, 2 woningen
in de vrije sector en 2 premiewoningen, mochten bouwen, dan
konden wij niet groeien.
Dit is ook wel overduidelijk bewezen want sinds 1966, toen
de contingentering werd opgeheven, is Teteringen enorm gaan
uitbreiden.
Als wij nagaan,^dat wij in 1964- zegge en schrijve 22 woningen
bouwden, dat wij m 1965, dank zij de contingentering, nog
niet verder konden brengen dan 14- woningen in de gehele
gemeente, maar dat in 1966, in dat eerste jaar van een vrij
bouwbeleid, 73 woningen gebouwd konden worden, dan wil dat
toch wel iets zeggen.