ment van Orde benoemt de Voorzitter, om te komen tot de toelating
van de heer Geritsuit Uw midden een commissie van drie leden om
rapport over de ingekomen geloofsbrief uit te brengen, tenzij de
Raad de benoeming aan zich wenst te houden. Ik wil drie leden
verzoeken om zitting te nemen in deze commissie Ik had daartoe
gedacht aan de heer A.L, OoraenWethouder Oomen en de heer P. van
Pelt» Ik zal deze heren de stukken ter hand stellen, dan kunnen
zij zich met de secretaris verwijderen om onderzoek te plegen.
De Voorzitter schorst hierna de vergadering»
De Voorzitter heropent de vergadering en verleent het woord aan
de heer A.L. Oomen om verslag uit te brengen namens de commissie»
Mijnheer de Voorzitter, zo zegt de heer A.L. Oomen, wij hebben
als comnissie de stukken ingezien en wij menen, dat er geen rede
nen aanwezig zijn, die de toelating van de heer Gerits in de weg
zouden staan» Wij stellen dus voor de heer Gerits als raadslid
toe te laten» Wij hebben de geloofsbrief onderzocht en in orde
bevonden»
De Voorzitter dankt de commissieleden voor hun werkzaamheden» Hij
vraagt of er nog iemand uit de Raad is, die naar aanleiding van
het rapport van de commissie iets naar voren wil brengen» Aange
zien niemand het woord verlangt, kondigt hij stemming over dit'
punt aan» Omdat het hier een zakelijke affaire betreft, en niet
een persoonlijke, kan de stemming mondeling geschieden» Uitge
bracht worden 6 stemmen voor toelating van de heer Gerits als
raadslid, aodat tot toelating is besloten.
Voostel tot het vragen van voorziening bij de Kroon tegen de be
schikking van de minister van Binnenlandse Zaken van 21 juli 1969°
U hebt in ons praeadvies al kunnen lezen, zo zegt de Voorzitter,
dat Burgemeester en Wethouders zich niet zonder meer willen neer
leggen bij de afwijzende beschikking van de minister op Uw verzoek
om uitstel van de termijn, waarbinnen Uw Raad zijn mening moet
doen kennen over het herindelingsplan Breda-Noord» Uw verzoek aan
de minister was geweest om deze termijn met vier maanden te ver
lengen. Bij brief van 21 juli 1969 heeft de bewindsman doen weten,
dat hij voor de gevraagde verlenging geen termen aanwezig achtte»
Omdat wij ons, zoals ik reeds zei, hierbij niet willen neerleggen,
willen wij beroep aantekenen op grond van de Wet beroep adninistra
tieve beschikkingen. Wij zeggen dus in ons praeadvies, dat wij
gemeend hebben, omdat er geen andere beroepsmogelijkheden aanwe
zig zijn, Uw Raad te moeten voorstellen aan de Kroon voorziening
te vragen tegen de beschikking van de minister» U hebt bij de
stukken een ontwerp van een brief gevonden, die wij, zo Uw Raad
daarmede onstemtzullen richten aan H»M. de Koningin De Voor-