3. Inmiddels kwam in juli 1966 het welhaast berucht geworden Koninklijk Besluit af, waarbij de Kroon weigerde om het ver zoek van de Raden van Breda, Prinsenbeek en Terheijden, om tot wijziging van de grenzen tussen die gemeenten te komen, nog verder in behandeling te nemen, omdat zoals het toen ge motiveerd werd, de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant een voorstel tot gemeentelijke herindeling van het gebied van Breda en omgeving in voorbereiding hadden. Dit notabene ter wijl eerst beweerd werd van de zijde van de Provincie dat het voorstel van Breda en Prinsenbeek geen doorgang kon vin den wegens het ontbreken van een struktuurplan. Nu werd dus wel een grenswijziging op grote schaal mogelijk geacht, zon der dat er een goed uitgewerkt struktuurplan daaraan ten grondslag lag. Ondanks deze aankondiging van de Kroon en het schipbreuk lijden van het genoemde Bredase voorstel hebben wij getracht tesamen Terheijden, Nieuw-Ginneken en Prinsen beek, Breda alsnog warm te krijgen voor het idee om tot een agglomeratie te komen conform de Tilburgse regeling, liefst met Oosterhout en Etten-Leur erbijmet als alternatief bij een eventuele mislukking een stadsgewestelijke regeling. In januari 1967 zonden wij tesamen met de vier randgemeenten Bre da een brief, waarin wij zeiden van oordeel te zijn, dat het A naar onze mening nuttig was, hierover te spreken en dat daar bij ons inziens de volgende punten aan de orde moesten komen: 1eDe vorm van een te creëren samenwerkingsorgaan in de ag glomeratie Breda? 2eOverleg over een aan te trekken objectief stedebouwkun dig adviseur voor de ontwikkeling van deze agglomeratie. Een afschrift van deze brief deden wij toekomen aan het College van Gedeputeerde Staten. Het bovengenoemde Koninklijk Besluit was voor de Burgemeester van Breda aanleiding reeds dadelijk bij de eerste bespreking, die de Colleges van de Burgemeester en Wethouders van de vier randgemeenten op 20 april 1967 met Breda hadden, op te merken, dat zijns inziens bij dit gesprek centraal moest staan, de wetenschap dat de hogere overheid aanstuurde op een grenswijziging in het ge bied rond Breda,waarover al een advies bij Gedeputeerde Staten lag, een grenswijziging die naar hij meende, niet meer was te voorkomen. Men ziet hieruit duidelijk, dat reeds van meet af aan het aangekondigde grenswijzigingsvoorstel de sfeer rond het gesprek met Breda in ernstige mate vertroebeld heeft. Bij brief v:,n 31 mei 1967 werd a n Breda door de vier samenwerkende gemeenten medegedeeld, dat zij vo.n mening waren, dat, zoals ook reeds bij bovenvermelde bespreking was opge merkt, door deugdelijke samenwerking grenswijzigingen welis waar niet geheel te voorkomen waren (gedacht werd hierbij dat dit het resultaat zou moeten zijn van een objectief op gesteld struktuurplan), maar wel binnen redelijke proporties gehouden zou moeten worden. Tevens zonden zij het gemeente bestuur van Breda een werkstuk, geheten "Eerste voorontwerp gemeenschappelijke regeling tot instelling van het stadsge west De Baronie van Breda" toe. Op 30 juli 1967 vond wederom een bespreking van genoemde gemeentebesturen met Breda pla ts. In een perscommuniqué dat Breda gezamenlijk met deze gemeentebesturen opstelde, staat vermeld onder punt 2, dat dit overleg zich eerst zou moeten richten op de noodzakelijke realisering van de voor Breda benodigde woningbouw binnen de agglomeratie Breda, en onder punt 3 heet het: dat de mogelijkheden onderzocht zouden wor den om te komen tot de vorming van een stadsgewest1'De Baro nie van Breda"en onder punt 4 werd opgemerkt: -4-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 3