6. Onzerzijds gaven wij een perscommuniqué uit, waarin de hier N heersende verontwaardiging en verbazing tot uiting kwam. Aan het slot van dit communiqué werd nog opgemerkt dat de leden van de Teteringse Raad zich voorstellen zoveel mogelijk in nauwe samenwerking met de randgemeenten te overwegen, welke stappen te bevoegder plaatse zouden kunnen worden ge nomen. Bij brief van 16 november 1967 vroegen wij tesamen met de drie andere randgemeenten Gedeputeerde Staten om opheldering. Op 6 december antwoordden Gedeputeerde Staten dat de persbe richten, omtrent de grenswijzigingsplannen niet op de door hen verstrekte gegevens berustten. Indien evenwel zou blijken, dat onze gemeente bij deze grenswijzigingsplannen betrokken zou zijn, zouden zij de gemeenteraad van Teteringen volgens de in de gemeentewet voorgeschreven wijze daarvan in kennis stellen. Op 5 januari daaropvolgende, hadden, zoals ik reeds eerder vermeldde, de vier randgemeenten wederom een bespre king met Breda, Ra afloop hiervan vermeldde het uitgegeven perscommuniqué als punten van groot belangi de voorbereiding van een struktuurplan zal op korte termijn ter hand worden genomen door een commissie, bestaande uit vertegenwoordi gers van elk gemeentebestuur en de betrokken stedebouwkundi gen. Er zal overleg met de Provincie worden gepleegd over het «k- struktuurplan en het aangekondigde streekplan Ook zal er met de gemeenten binnen de agglomeratie Breda, die nog niet aan de samenwerking hebben deelgenomen, contact worden opge nomen. Bij brief van 18 januari 1968 deelden de vier randge meenten mede, wie hun vertegenwoordigers zouden zijn. De Bur gemeester van Breda werd voorzitter, voor Teteringen werd als vertegenwoordiger aangewezen Wethouder J. Oomen. Ook Ir. Ruys zou als onze stedebouwkundige aan dit gesprek deelnemen. Een en ander werd op 19 januari 1968 aan Gedeputeerde Staten door Breda en de vier randgemeenten medegedeeld. Op 21 febru ari 1968 had de eerste vergadering van de voorbereidingscom missie struktuurplan in het stadhuis van Breda plaats. Een globaal werkplan werd vastgesteld, t.w. *en wetenschap pelijk onderzoek naar de bestaande toestand en tiaar de moge lijke en wenselijke ontwikkeling in het gebied der gemeente betreffende a. bevolkingsontwikkeling b. de natuurlijke gegevens van het gebied; c. de ontwikkeling van de welvaartsbronnen; d. de sociale en culturele ontwikkeling in de samenleving; e. de mogelijk- en wenselijkheden voor de ruimtelijke ont wikkeling van het gebied; ..do behoeften op het stuk van de verschillende facetten daar van, alsmede de bodemgesteldheid. Men besluit ook om te ko men tot een planologische voorstudie, mede op basis van de uitkomsten van het in het vorig besluit bedoelde onderzoek. Ook acht men het wenselijk dat er een keus uit alternatieven door de bestuurlijke vertegenwoordigers gedaan kon worden. Op 7 mei 1968 vond er tussen de randgemeenten een bespreking plaats om te komen tot het aantrekken van een socioloog/ planoloog, om ook van onze kant een zo gefundeerd mogelijke inbreng te kunnen bieden. Tevens wil men aan Mr. van Haren te Wassenaar, deskundige op het gebied der bestuurlijke problematiek, een gelimiteerde opdracht verstrekken, om een rapport voor de vier randgemeenten op te stellen over het stadsgewest Breda. Besloten wordt ook Dr. J.A. Launspach als socioloog/planoloog voor een gesprek uit te nodigen. -7-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 6