- 3 - Gezien het aantal gebouwde woningen in de periode 1963 t/m 1968, te weten circa 6.000, moet aangenomen worden, dat in de behoefte aatt bouwterreinen nog voor ongeveer k a 5 jaren kan worden voor- 11 zien. Spreker vraagt zich af, of er wel mensen zijn, die in de woningen die nog gebouwd kunnen worden, willen wonen, wanneer in de onmid- delijke omgeving woningen worden gebouwd, waarin men tenminste kan 1even, In deze berekening is het gebied van Rith en Effen buiten be- schouwing gelaten. De agrarische ontwikkeling (tuinbouw) is in dit gebied immers van zodanig belang en reeds in zo hoge mate voortgeschreden, dat de uitvoering van stedelijke bebouwing zonder bijzonder hoge kosten voor ontsluiting en grondverwerving on- mogelijk geacht moet worden. Ik vraag mij af: Waarom heeft men dan in 19^2 deze gronden moeten annexeren. Ook toen gold als motief dat de stad verder moest worden uitgebreid. Er werd in 19^2 eerst geannexeerd en toen kwam men tot de oiitdekking dat er niet gebouwd kon worden. Zal deze geschiedenis zich nu weer herhalen? Met het ontwerpen en vaststellen van bestemmingsplannen voor de stadsuitleg is een technische en administratieve voorbereiding van een aantal jaren gemoeid. Gezien de beperkte mogelijkheden om de noodzakelijke stadsuitleg nog op eigen territoir te ver- wezenlijken, moet het scheppen van nieuwe mogelijkheden voor de toekomstige uitleg van Breda urgent geacht worden. Dit, aldus wethouder Oomen, bestrijd ik tenzeerste. Het is best mogelijk dat Breda over 5 of 10 jaar niet meer over eigen territoir beschikt maar de Haagse Beemden zijn Breda al aangeboden. Daar kan men decennia vooruit zonder annexatie. Het belangrijkste vind ik dat, als men zich nog zorgen maakt over de verdere toekomst, wij kunnen wijzen op het feit, dat alle randgemeenten open staan voor overleg. Breda kan uitbreiden, zij het dan niet op eigen territoir, doch, zo zegt wethouder Oomen, dat vind ik niet het belangrijkste. Voor een evenwichtige uitgroei van en ter voorziening in de be- hoefte aan uitbreidingsmogelijkheden voor het stadslichaam van Breda zal daarnaast het gebied van de Hooge Vugt van de gemeente Teteringen moeten kunnen worden benut." Wij kunnen, zo zegt wethouder Oomen, met zeer pijnlijke gevoelens vaststellen, dat de Hooge Vugt al bebouwd is. De manier waarop, laten we daar maar niet over spreken. Deze gebieden zijn tesamen van zodanige omvang, dat zij in de komende decennia in de behoefte aan woongebieden en andere stedelijke voorzieningen kunnen voorzien." In verband hiermede wil ik u verwijzen naar het streekstruktuur- plan» Tot 1980 bieden de Haagse Beemden de gemeente Breda voldoende soulaas. Men spreekt hier steeds van Hooge Vugt, terwijl dif moet zijn: Lage Vugt, aldus wethouder Oomen. Ik zou willen wijzen op het voorontwerp-streekplan waarin wordt vermeld dat na 1980 uit breiding moet worden gezocht in het gebied ten oosten van rijks weg 17, dus in de richting Bavel en Dorst. Ik vraag mij toch af: Is hier nog wel van een objektieve benadering sprake? Ruimtelijk gezien moet de voorkeur voor de uitleg van het stads- lichaam van Breda in noordelijke richting worden onderschreven" Ten aanzien hiervan vraag ik mij af: Waarom dat "in noordelijke richting", afgezien nog van het voorontwerp-streekplan? Wanneer men de stad steeds uitbreidt in noordelijke richting, dan komt de binnenstad meer en meer excentrisch te liggen. Het voorontwerp streekplan spreekt niet ten onrechte van een uitbreiding in de richting Dorst en Bavel.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 85