9. De bestuurlijke consequentie daarvan is dat óf dat gebied tot één gemeente gerna. kt wordt, - hetgeen in strijd is met de gedachte van de gebundelde deconcentratie, zoals deze ont wikkeld is in de tweede nota ruimtelijke ordening, - óf dat men dit gebied n«t behoud van de gemeenten als kleinere een heden, brengt onder een samenwerkingsorgaan dat de, het ge hele gebied aangaande belangen, behartigt. Maar aanleiding van het bericht, dat de Ilinister van Volks huisvesting en Ruimtelijke Ordening op 16 oktober 1963 een oriëntatiebezoe aan Breda zou brengen, richtten de vier randgemeenten tot hem het verzoek, hen op die dag in de ge legenheid te stellen, enige zaken met hem te bespreken, wel ke de randgemeenten van Breda ter harte gaan. Maar aanleiding van het daarop gevolgde antwoord van de Mi nister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordeningwaarin hij zegt geen bezwaar te hebben tegen een wat grote verte genwoordiging van de vier randgemeenten van bijvoorbeeld vijf personen, besluiten de vier samenwerkende gemeenten op 2"j oktober 1963 dat de vier Burgemeesters tesamen met V/et- houder Drs, Westerterp van Mieuw-Ginneken zullen gaan. De gehele problematiek van de Ruimtelijke Ordening zou bij dit gesprek aan de orde gesteld moeten worden. Tot slot van dit overzicht wil ik nog melding maken van het verbreken deer Breda van het zo goed op gang gekomen gesprek, aangaande een struktuurplan, in oktober 1963. Het verbod van het gemeentebestuur van Breda aan zijn deskundigen om de door hen geproduceerde stukken ter beschikking te stellen voor de bespreking, en zonder dat eerst de bestuurlijke deelnemers aan het gesprek hierover ingelicht waren, deed de deur dicht. Het overleg werd hierdoor in feite al onmogelijk gemaakt. Hiertegen werd door de vier randgemeenten krachtig stelling genomen in een brief van 16 oktober 1963. Zij schreven naar Breda dat zij de sfeer van vertrouwen hierdoor ernstig ver stoord achtten. De randgemeenten bleven aandringen op zinvol intergemecntelijk overleg. De bovengenoemde brief sloot met de v/oorden; "Dit wordt niet bevorderd indien Breda begint met samenwerking, vervolgens eenzijdig contraire stappen onderneemt en tenslotte verzuimt de overige partners hier van langs bestuurlijke weg op de hoogte te stellen." Op 13 oktober 1963 deelde Breda ons mede, dat de Bredase ge meenteraad het prae-advies van Burgemeester en Wethouders met betrekking tot het grenswtjzigingsvoorstel overnam. Burgemeester en Wethouders van Breda deelden verder mede, het zeer op prijs te stellen, omhfctin het prae-advies aangekon digde overleg over de betekenis en de inhoud van het thans bestaande intergemeentelijke overleg op korte termijn met ons te voeren. Prinsenbeek en Terheijden ontvingen een brief in gelijke bewoordingen. Mieuw-Ginneken, hoewel partner in het gesprek, werd van deze zienswijze niet op de hoogte gesteld. Op 23 oktober 1963 kwamen de vier randgemecnten weer in ver gadering bijeen. Op deze vergadering werd o.a. besloten, Breda te verzoeken, schriftelijk haar gedachtengang weer te geven, omdat de randgemeenten meenden, dat dit voor een zin vol gesprek noodzakelijk was. Tevens werd Breda erop gewezen, dat ook Mieuw-Ginneken als partner in het gesprek, bij het door Breda bedoelde overleg, aanwezig diende te zijn. -10-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 9