- 10 -
De begroting 1970 vertoont een onveranderd gunstig beeld.
Het inzicht in de cijfers is aanmerkelijk verbeterd en duide
lijker geworden door de uitgebreide toelichtingen, die zijn
bijgevoegd. Dat is dan een compliment aan het adres van de
samensteller. Er is werkelijk geen moeite gespaard om het ge
heel doorzichtiger te maken. Het is, voor mij althans zeker,
beter begrijpelijk.
Het heeft overigens weer wel tot gevolg gehad, dat we hier en
daar een rood lampje meenden te zien oplichten. Dan denk ik
in de eerste plaats toch aan de kosten "algemeen beheer", in
procenten uitgedrukt van het geheel. Ofschoon dit onderdeel
volkomen verantwoord is - het is dan ook helemaal niet mijn
bedoeling het in dit opzicht aanvechtbaar te stellen - het
zou toch aanbevelenswaardig zijn, de term "kostenbewaking"
ook hier niet uit het oog te verliezen.
De bevolkingsgroei is, zoals do aanbiedingsnota vermeld, in
derdaad onstuimig. Een groeipercentage van meer dan 8% zal
bij weinig gemeenten voorkomen. Deels in verband hiermede zijn
de investeringen in 1969 hoog geweest. We kunnen wel zeggen:
de cijfers liegen er niet om en voornamelijk door de ruime
grondverkopen konden de investeringen zonder het aantrekken
van langlopend kredietuit eigen middelen tot stand komen.
Ik^ zie dit als een bewijs van een bijzonder gunstige finan
ciële positie. Bij vele gemeenten in ons land, in het bijzonder
de grotere, is dit zeker niet in deze mate aanwezig. Verder in
de toekomst gezien - en daar zal ook de nieuwe raad mee te ma
ken krijgen - is het ook weer niet alleen rozegcur en mane
schijn. De realisering van "Gouwen II"zal belangrijhe inves
teringen vergen, niet alleen voor het aankopen en bouwrijp-
maken van de grond, maar ook voor de uitgebreide saneringen,
die daar zullen moeten plaatsvinden en waarvoor de rijksbij
drage, die verwacht mag worden, nog in geen enkel opzicht
vaststaat of bij benadering is vast te stellen. Het staat
verder volgens mij niet vast, dat de verkoop van de vrij dure
woningen even vlot zal blijven gaan als de verkoop van de
gronden die heeft plaatsgehad. Ik meen, dat er komplicaties
uit zouden kunnen ontstaan, al hopen en vertrouwen we, dat het
niet zo zal zijn.
Mijnheer de Voorzitter, de wensen en tekorten, in Uw nota ge
noemd, zijn in hoofdzaak ook de mijne. Zo wordt gesproken over
de struktureel onjuiste bevolkingsopbouw. Ik heb die woorden
even aan zitten kijken en in eerste instantie heb ik gedacht,
dat men beter zou kunnen spreken van een struktureel onjuiste
woningvoorzioning of zo iets. Misschien is het allebei juist
en is het een wel een gevolg van het ander.
Waar een struktureel onjuiste woningvoorziening is, is de op
bouw van de bevolking eveneens struktureel onjuist. Uw visie
in de nota, dat het kwantitatieve woningtekort in eerste in
stantie moet worden toegeschreven aan de rijksoverheid, i.e.
dus aan de minister, zou ik wat genuanceerder willen zien.
Het is een eis van deze tijd dat we genuanceerd denken. We
moeten dat ook doen, meen ik, ten aanzien van de overheid, of
het nu de gemeente of hot rijk is. Er zijn nogal wat omstan
digheden, die veroorzaken, dat de kwantiteit van de woning
bouw en de woningnood niet zo simpel ligt. Wat is er in de
laatste jaren niet gebouwd, in 10 jaar tijd meer dan daarvoor
in een eeuw. Door dit feit wordt natuurlijk niet goedgemaakt,
dat er nog steeds een ernstig tekort is, maar het is wel een
bewijs voor de niet te schatten omvang van het probleem.
- 11 -