2.
Breda, IvlundertPrinsenbeek, Raamsdonk en Zundert. De kom
missie kwam al spoedig met het advies om in de regio-Breda
met een zgn. "lichte" regeling te beginnen» Een ontwerp van
een in deze zin opgestelde gemeenschappelijke regeling werd
door het "Overleg Regio Breda" in zijn vergadering van 7 ja
nuari 1971 in beginsel aanvaard, waarna vaststelling van de
tekst kon plaatsvinden op 19 maart j.l..
De gemeenschappelijke regeling "Overleg Regio Breda" zal een
regioraad kennen, een dagelijks bestuur en een voorzitter»
In de regioraad zullen zitting hebben:
1. de burgemeesters van de deelnemende gemeenten (l6);
2» een lid, aan te wijzen door en uit het college van burge
meester en wethouders van elke deelnemende gemeente (l6);
3„ een lid, aan te wijzen door en uit de Raad van elke deel
nemende gemeente met een inwonertal beneden 10.000 13
4. twee leden, aan te wijzen door en uit de Raad van elke
deelnemende gemeente met een inwonertal van 10000 of
meer, doch minder dan 20.000 (4);
5= drie leden, aan te wijzen door en uit de Raad van elke
deelnemende gemeente met een inwonertal van 20.000 of
meer, doch minder dan 100.000 (o);
6. vier leden, aan te wijzen door en uit de Raad van elke
deelnemende gemeente met een inwonertal van 100.000 of
meer (4).
De regioraad zal aldus kunnen bestaan uit maximaal 53 per
sonen. Kct dagelijks bestuur zal door en uit de regioraad
worden gekozen en zal bestaan uit 5 of 7 leden, waaronder de
voorzitter. De voorzitter tenslotte zal eveneens door en uit
de regioraad worden gekozen.
De taakstelling van het "Intergemeentelijk Overleg Regio
Breda" is opgenomen in hoofdstuk II van de gemeenschappelijke
regeling. De taak zal zijn eigener beweging of desgewenst te
adviseren over:
1. gemeenschappelijke belangen inzake de ruimtelijke ordening
binnen het gebied van de regio-Breda;
bestuurlijke samenwerking en de instelling van voor be
stuurlijke integratie noodzakelijke instituties;
3» andere aangelegenheden, waarvan redelijkerwijs mag of moet
worden aangenomen, dat zij voor de intergemeentelijke
verhoudingen en ontwikkelingen van wezenlijk belang zijn;