Wethouder J.S.P.K. Oomen vraagt of de eerste vraag niet eerst
zou kunnen worden afgehandelde
De heer Po Huijsmans zegt zijn tweede vraag graag te willen
afmaken, omdat deze in nauw verband staat met de eerste.
Wethouder J.S.P.H. Oomen zegt, dat de distantie ten aanzien
van de enquête bij het Comité toch niet zo ver gegaan is dat
U zelf niet enkele vragen anders geformuleerd hebt willen
zien, waaraan wij tegemoet zijn gekomen. Daaruit blijkt toch,
zo zegt hij, dat U zich niet gedistancieerd hebt van de en
quête» Op de tweede plaats verwijt U ons dat wij geen overleg
hebben gepleegd met U omtrent de uitslag van de enquête» Maax~
wie zegt dat wij dat nog niet zullen doen? We hebben toch nog
alle tijd om met U overleg te plegen» En mogen wij dat over
leg plegen, nadat wij hierover ook met de inspekteur van het
lager onderwijs van gedachten gewisseld hebben?
De heer P» Huijsmans zegt, dat het comité in de enquête in
derdaad gekend is en mee heeft mogen spreken over de vragen»
Maar ik wil hier wel bij aanmerken, zo zegt hij, dat wij ons
in eerste instantie duidelijk hebben gedistancieerd, maar
daarna wel enkele aanmerkingen hebben gemaakt, omdat U van
mening was, dat de enquête persé doorgang moest vinden» Wel
licht herinnert U zich ook nog, dat wij met name op de vragen
4 en 5 aanmerkingen hadden» U vond echter, dat deze vragen
niet konden vervallen» Toen ik de enquête onder ogen kreeg,
bleken de vragen wel te zijn weggevallen» Dat vind ik niet
van samenwerking getuigen»
Wethouder J»S»P»M» Oomen zegtdat het alleen maar zou moe
ten worden gewaardeerd, dat de vragen bij later beraad door
burgemeester en xvethouders zijn weggelaten»
De heer P» Huijsmans zegt, dat hij het op hoge prijs gesteld
zou hebben, als het Comité op dat moment een bericht had ont
vangen, dat toch nog aan de wensen was tegemoet gekomen»
Wethouder J.S.P.M. Oomen zegt dat het Comité die mededeling
via het enquêteformulier heeft gekregen»
Burgemeester Mrf»M» Bloemen vraagt of het nu wel nodig was
dat er een afzonderlijk briefje moest worden geschreven»