-10-
jaren bepaald niet stil gezeten.
Teteringen is op dit moment, zoals indertijd geformuleerd in
het verweerschrift tegen het herindelingsplan "Breda-Noord"
een groene buffer, een alleszins aantrekkelijke, agrarische,
landschappelijke woongemeente
Er is een gemeente gecreëerd, met fraaie, evenwichtig opgezette
uitbreidingsplannen, met goede gemeenschapsvoorzieningen, een
woonoord, waar een opmerkelijk levende gemeenschap initiatieven
ontplooit, welke elders voor onmogelijk gehouden moeten worden.
In deze bloeiende gemeente ga ik thans werken, en ik stel het
op prijs, hier aan U enig zicht te geven op de filosofie, de
achtergrond van denken op basis waarvan ik hoop mijn taak te
kunnen vervullen. Mag ik mij hierbij, op dit moment, beperken
tot een tweetal aspecten.
U kent waarschijnlijk allen de formulering van de eed, die
door een burgemeester vóór de ambtsaanvaarding moet worden -
afgelegd:
Ik zweer trouw aan de grondwet en aan de wetten des rijks en
dat ik de belangen van de gemeente met al mijn vermogen zal
voorstaan en bevorderen.
Een wezenlijk element in deze formulering, dames en heren, is,
dat de man, die zich burgemeester van enige Nederlandse gemeent
mag noemen, mede als opdracht heeft: dienstbaarheid. Dienstbaar
heid aan de gemeente, dienstbaarheid aan de gemeenschap.
Om deze dienstbaarheid in de huidige, steeds ingewikkelder
wordende verhoudingen en bij de steeds meer gecompliceerde
problematiekenwaar te maken, is nodig: een vertrouwensvolle
openheid.
Vertrouwensvol en open, van beide zijden; van bestuur en van
bestuurden
Dan eerst is mogelijk een teamwork, een gezamenlijke arbeid
aan de gemeenschap.
Ieder vanuit zijn eigen invalshoek en met zijn eigen verant
woordelijkheid,
Het bestuur zal open moeten staan voor de geluiden van de sa
menleving waar het voor staat.
Mede op basis daarvan zal het beleid bepaald moeten worden.
De eigen verantwoordelijkheid noodzaakt ertoe, dat het bestuur
ook stellig is, richting bepaalt, beslissingen neemt.
Een eerlijke open verantxroording voor het gevoerde beleid is
echter evenzeer een noodzaak.
Een tweede aspect, dat mij in de taak, die vóór mij ligt, tot
in mijn diepste wezen boeit is het mogen werken aan de bouw
van de leefgemeenschap.
Als er éên bestaansgrond is voor de zelfstandigheid van de
kleine gemeente, dan is het wel, dat juist in de kleinere
gemeenten de gemeenschap zo duidelijk tot bloei kan komen.
Teteringen, dames en heren, is, en ik kan dit nu reeds -
na de zeer korte kennismakingsperiode, die achter mij ligt-7
getuigen, beslist niet het slechtste voorbeeld van een
bloeiende gemeenschap, een gemeenschap, waar ruimte is voor
inter-menselijke relaties, waardoor het leven in deze gemeen
schap menselijk, leefbaar is.