QEMEËWTE
NOTULEN
van de openbare vergadering op
dinsdag 9 januari 1973 te 20 uur in
het gemeenschapshuis 't Web".
Voorzitt er
Secretaris
Raadsleden
:drs A.M.J.O. Aarts, burgemeester;
JoB.A. Mertens, gemeentesecretaris;
:J.So P.M. Oomenwethouder;
A.A. van der Veeken, wethouder;
A.CoJ. Backx;
J.J.M. Esser;
S.J.M. Gerits;
J.M. de Jong;
A.M.M. Kohlmann;
A.L. Oomen;
P. van Pelt;
drs. E.J. Schreinemachers
D.J.Ao van de Wijgerd.
1Op en ing
JDe voorzitter opent de vergadering met het uitspreken van het
openingsgebed.
Hoewel wij op Nieuwjaarsdag onze wensen voor 1973 reeds per
soonlijk hebben uitgewisseld, zo spreekt de Voorzitter hierna,
wil ik dit thans officieel in deze openbare raadsvergadering
herhalen. Mede namens het gehele college van B. en W. spreek
ik de hoop uit, dat 1973 voor U en de Uwen een jaar zal zijn,
waarin U Uw plannen zult kunnen realiseren, een jaar, waarin
aan Uw verwachtingen zal kunnen worden voldaan, een jaar waar
in U met degenen die U nastaan iets zult weten te vinden van
het echte menselijke geluk. Tevens wil ik de hoop uitspreken,
dat ons werk voor de gemeente, in vruchtbare samenwerking tus
sen raad en college een bijdrage zal zijn aan het geluk van de
inwoners van Teteringen. Staat U mij toe aan het begin van het
jaar, in deze voor onze gemeenschap nieuwe ruimte, aan U dank te
zeggen voor al het werk en de vele vrije tijd, die U in het af
gelopen jaar aan onze gemeente heeft besteed. Speciaal dank
aan de, tot september drie en thans twee wethouders, voor wie
in 1972 het belang van de gemeente weer boven aan heeft gestaan.
En deze dank geldt te meer de beide thans zittende wethouders,
die sedert september op charmante en voortvarende wijze mij als
nieuwbakken burgemeester inwerken. Dank ook aan de ambtenaren
van onze gemeente. Zij hebben nl. - en dit heb ik zelf kunnen
constateren - met grote deskundigheid en met een enorm enthou
siasme het besturen van onze gemeente mede mogelijk gemaakt.
In de vorige vergadering van Uw raad heeft de heer A. Oomen
het functioneren van de raad en de positie van het raadslid
aan de orde gesteld. Hij constateerde, dat zowel aan de zijde
van de bevolking als aan de zijde van het raadslid onbehagen
heerst. Het functioneren van de raad komt bij de bevolking
niet of niet duidelijk over. En dit werkt weer frustrerend op
het raadslid. Het hier gesignaleerde probleem dient naar mijn
mening langs verschillende wegen te worden aangepakt. Wij moe
ten verstaanbaar maken wat hier gebeurt, wat zich in de raad
afspeelt
2-