Hhierna verleent de Voorzitter het woord aan raadslid A. Oomen.
Mijnheer de voorzitter, zo spreekt raadslid Oomen, graag enkele
opmerkingen ten aanzien van het voorstel tot het vaststellen van
de begrotingen van de gemeentebedrijven en van de algemene dienst
1973- Vooraf mijn oprechte dank voor de ruime informatie, die
ons is verstrekt via de aanbiedingsnota, waarin we Uw visie
kunnen beschouwen; oprechte dank ook voor het geduld en het
uithoudingsvermogen door U getoond bij de behandeling van de be
groting in de commissievergadering van 2 januari j.l. Ik vond,
dat voor een jonge kersverse burgemeester, die bovendien midden
in de verhuisproblemen zat, een hele prestatie. Dank en waarde
ring daarvoor. Dank en waardering ook aan de heer v.d. Bemtdie
ik wel eens heb genoemd de geestelijke vader van een voor ons
ingewikkeld en moeilijk te doorgronden kind. Een geesteskind
natuurlijk, dat er ieder jaar gezonder uitziet. Dank ook aan
allen, die tot het uiteindelijk resultaat hebben bijgedragen,
waarbij ik zeer zeker de Wethouders niet wil vergeten.
Mijnheer de voorzitter, ik kom nu tot mijn opmerkingen, waarbij
ik als lijn Uw aanbiedingsnota wil volgen. Ter geruststelling
zij medegedeeld, dat ik niet op ieder onderdeel uitvoerig wil
ingaan, we zitten hier samen voor het eerst in t Web" en ik
wil graag vandaag ook nog 11 web" komen. Uit het web van
alle gemeentelijke problemen komen we vandaag zeker niet en
daarom wil ik ook iets bewaren voor de toekomst. Ik ben met U
verheugd over de sluitende begroting en vooral met het geraamde
saldo "onvoorzien" tot een bedrag van ruim 220.000,--. Dat
is in onze gemeente waarschijnlijk nooit eerder voorgekomen.
In 1971 was het 10.000,-- in 1972 73-500,-- en nu in 1973
220.000,--. Het lijkt dus, dat we steeds rijker worden, doch
dat is helaas slechts ten dele waar. Van alle toelichtingen en
alle beschouwingen die aan deze begroting zijn gewijd, is êên
punt wat mij het zwaarst op de maag ligt. Dat is het punt van
de centrale financiering. Over dit onderwerp wordt op blz. k
van de toelichting duidelijk kritiek geoefend. En zeer terecht.
In gewoon nederlands komt het er op neer, dat de bedragen die
de gemeente voor nieuwe werken mag investeren van bovenaf worden
vastgesteld Rijk, provincie We weten echter helemaal niet
hoe dat gebeurt en welke maatstaven worden vastgesteld waarom
een bepaald project in de ene gemeente wel en in een andere ge
meente niet kan worden uitgevoerd. Inderdaad moet dan de indruk
ontstaan, dat met een zekere willekeur te werk wordt gegaan,
dat de democratie niet aan zijn trekken komt. Men ontkomt niet
aan de indruk, dat een College van B.enW. of een voortvarende
Burgemeester, die in Den Bosch precies de juiste deur weet te
vinden nog wel iets kan bereiken. Ik moet U zeggen, mijnheer de
voorzitter, voor Teteringen heb ik dan toch nog wel enige hoop.
Het mag toch niet z6 zijn, dat de centrale financiering bedoeld
als een noodverband, voor de gemeenten uitgroeit tot een knevel,
of een soort rekverband aan armen en benen. Vergeef me de mis
schien wat overdreven vergelijking, ze wordt ingegeven door het
treurige feit, dat we door deze gang van zaken m.i. ten onrechte
worden gestraft voor een weloverwogen financieel beleid. Uw
gedachtengang ten aanzien van de accomodatie van het gemeente
huis kan ik geheel volgen. We ervaren die noodzaak dagelijks.
De aanschaf van een tweede brandweerauto met nevelspuit brengt
uiteraard mijn gedachten bij de Regio^Breda. Steeds heb ik de
notulen van de Regio-vergaderingen kunnen volgen. Met alle res
pect voor hen, die daaraan meewerken, zou ik toch willen advise
ren wacht niet te lang op die regionale brandweer en laat ons
die tweede wagen aanschaffen. Bij mijn eerste en tot nu toe enige
deelname aan de Regio vergadering, is dit instituut bij mij over
gekomen als een machine die langzaam draait, waarin sommige
raderen niet meekomen en waar zelfs nog twee raderen ontbreken