-5-
Hij zegt dat het hem voorkomt, dat de genoemde marge dermate
vaag is, dat hij zich nauwelijks kan voorstellen, dat er iets
dergelijks gesteld zou zijn. Daarbij stelt hij, dat in het plan
Gouwen II de randbebouwing al was voorzien, zodat het hem zeer
onwaarschijnlijk voorkomtdat een wethouder of een ambtenaar
- waarbij bij bekent de ambtenaren te dekken - met de kennis van
de bestaande plannen toe zou zeggen dat er niet, nooit of in
tien a vijfentwintig jaar niet gebouwd zou worden. Uit dit alles
meent de Voorzitter te mogen konstateren, dat de bewering voor
alsnog een bewering is, die niet is bewezen. Hij zegt er derhalve
niet verder op in te kunnen gaan. Vervolgens citeert de Voorzitter
het derde punt uit de bezwaarschriften, waarin gesteld wordt, dat
door de geplande bebouwing vrij uitzicht naar achter en woonvrij-
heid wordt ontnomen, hetgeen reclamanten in flagrante strijd vin
den met de gedane toezeggingen. De Voorzitter stelt, dat de bouw
van woningen natuurlijk enige belemmering oplevert. Daarbij stelt
hij, dat een van de doelstellingen, die bij ruimtelijke ordening
worden nagestreefd, is het zo te ordenen, dat door beperking
van eikaars vrijheid de grootst mogelijke vrijheid voor ieder
wordt bereikt. Vervolgens citeert de Voorzitter het bezwaar,
dat met de bouw van de geplande woningen, gelet op de prijs ervan,
geen voor de gemeente zwaarwegende belangen van sociaal-ekono-
inische aard worden gediend. Hij zegt de formulering niet hele
maal te begrijpen. Hij zegt dat de belangen van de gemeente zeer
zeker niet alleen op sociaal-ekonomische motieven worden gestoeld.
Hij zet uiteen, dat de uitbouw van Teteringen onder andere is
vastgelegd in een aantal planologische gedachten, zoals het in
formeel struktuurplanHij zegt zich er overigens over te ver
wonderen, dat de indieners van de bezwaarschriften, die zelf nog
niet zo lang in Teteringen wonen, thans ineens bezwaar hebben,
dat anderen in de gemeente komen wonen. Hij zegt deze opstelling
niet geheel fair te vinden. De waardevermindering, waarvan in de
bezwaarschriften sprake is, noemt de Voorzitter vervolgens een
bewering, die nog geenszins is bewezen. Hij zegt in dit verband
te willen wijzen op de mogelijkheid van artikel 49 van de Wet op
de Ruimtelijke Ordening om schadeloosstelling te kunnen verkrijgen
bij het lijden van onredelijke schade. Tot slot zegt de Voorzit
ter nog enkele opmerkingen te willen maken ten aanzien van de
bezwaarschriften van het aktiecomitê Gouwen Oost II. Hij herinnert
er aan dat er voor zijn benoeming een gesprek is geweest tussen het
aktiecomitê en de beide wethouders, waarbij de hele zaak is door
genomen. Daarna is er op 16 november met hem een gesprek geweest,
waarbij onder andere is overwogen op welke manier aan de bezwaren
van leden van het aktiecomitê tegemoet zou kunnen worden geko
men. Het thans voorliggende gewijzigde ontwerp-bestemmingsplan
is in een brief van 19 januari, die mondeling is toegelicht, ver
volgens geheel doorgenomen. De Voorzitter maakt er dan melding
van, dat er de dag tevoren een niet gedateerde brief is ontvan
gen, die hij graag in de diskussie wil betrekken, waarin het
aktiecomitê een aantal zaken stelt, die hem op zijn zachtst ge
zegd nogal wonderlijk voorkomen. Hij citeert dat gesteld wordt,
dat met het bestemmingsplan een ongebruikelijke weg wordt gevolgd, en
dat wel naar de letter van de wet wordt gehandeld, maar niet naar
de geest. De Voorzitter zegt dat de geest van de wet naar zijn
mening inhoudt, dat er zo open mogelijk te werk wordt gegaan wat
betreft de hele ruimtelijke ordening. Hij stelt vervolgens, dat,
juist het aktiecomitê niet kan klagen voor wat betreft de open
heid. De Voorzitter zegt dat het nog merkwaardiger wordt - hij
zegt zich zacht uit te drukken - waar in de brief een aantal eisen
worden gesteld. Hij zegt dat hij in de gesprekken naar een wijzi
ging heeft gewild in de vorm van een ruimere bebouwing, hetgeen zou
-6-