-2-
Vervolgens stelt hij de heer Mr. J. Speelman voor, die als mede
werker van het stedebouwkundig bureau een belangrijk aandeel heeft
gehad bij de opstelling van het plan. Alvorens aan de heer Speelman
het woord te geven voor een toelichting op het plan, geeft de Voor
zitter een aantal motieven aan, die geleid hebben tot de totstand
koming van het nieuwe plan. Achtereenvolgens stelt hij, dat het
plan "Landelijk Gebied 1966" verouderd is, zodat het nodig is de
voorschriften aan te passen o.a. aan de jurisprudentie; dat er
nieuwe gedachten zijn gegroeid over de funktie en de waardering
van het buitengebied; dat er in het plan gebruiksbepalingen nodig
zijn en dat de regeling van de zgn. meidingsgebieden in het bestem
mingsplan zelf moet worden opgenomen. Hierna verleent hij het woord
aan de heer Speelman.
De heer J. Speelman zegt voorafgaande aan een nadere uiteenzetting
over de inhoud van het plan een paar algemene opmerkingen te wil
len maken. De plannenmakerij m.b.t. het buitengebied heeft een prin
cipieel ander karakter dan stedebouwkundige plannen in enge zin.
Gaat het bij een dergelijk plan om vaardigheden van technische
aard, naast deze vaardigheden gaat het bij het plan voor het buiten
gebied ook om een stuk beleid ten aanzien van het gebruik van de
ruimte. Dit beleid draagt naast de technische aspekten ook een meer
zin
algemeen karakter in dxe, dat iedere ingezetene betrokken is bij
het direkte leefmilieu om hem heen. Een van de moeilijkste pro
blemen bij de planning van het buitengebied is, dat het gaat om een
ordening in het algemeen belang van gronden, die grotendeels een
partikulier als eigenaar hebben. Gaat het bij een stedebouwkundig
plan veelal over gronden, die door de overheid zijn verworven, hier
ligt soms het dilemma tussen het verschil van inzicht van een parti-
kuliere eigenaar en het algemeen belang, dat bij de ordening van het
buitengebied is betrokken. Het is duidelijk dat in ons land door
de schaarste aan grond en de nog steeds toenemende bevolking de druk
op het buitengebied zeer groot en ordening onontkoombaar is. De
wetgever heeft dat ook ingezien en heeft de ordening van het buiten
gebied in een bestemmingsplan dan ook dwingend voorgeschreven. In
zo'n plan wordt bindend voor de toekomst vastgelegd wat er al dan
niet met de grond en de ruimte in het algemeen mag gebeuren. Het
is een wat angstwekkende zaak voor de burger, dat door de overheid
buiten hem om precies wordt vastgelegd wat in de toekomst wel en niet
met de grond mag gebeuren. Ook voor de stedebouwkundige is vaak niet
meer mogelijk dan vleksgewijze aan te geven, wrat de toekomstige ont
wikkeling zou moeten zijn. De wetgever verlangt evenwel van de ge
meenteraad, dat nauwkeurig wordt aangegeven wat de grenzen van de
-3-