ad 4:
-li-
De bestaande bebouwing zal worden gelegaliseerd, in de toekomst
zal echter geen enkele mogelijkheid meer aanwezig zijn tot een
verdergaand gebruik van het buitengebied voor woon- en bedrijfs
doeleinden, met dien verstande dat bebou-
wing, die aan de agrarische bestemming is onttrokken, onder be
paalde voorwaarden zal kunnen worden gebruikt voor rekreatieve
en in het algemeen niet agrarische doeleinden.
Voorts zegt de heer Speelman, dat de gemeente belangrijke bos- en
heidevelden binnen haar grenzen heeft. In verband met de nabijheid
van grote steden is een verblijfsrekreatieve voorziening binnen de
gemeente echter niet op zijn plaats. De funktie van het gebied zou
eerder moeten liggen in de dagrekreatie van de eigen bevolking en
die van de aangrenzende gemeenten. Dit is ook de opvatting van de
provincie over de natuurgebieden in de gemeente.
Bij het opstellen van het plan zijn enige algemene uitgangspunten
gehanteerd, aldus vervolgt de heer Speelman zijn toelichting.
Hij verwijst op de eerste plaats naar het al eerdergenoemde dilem
ma van de publieke ordening van gronden, die grotendeels parti-
kuliere eigendom zijn. Bij het opstellen van het bestemmingsplan
is er van uit gegaan, dat het algemeen belang, dus het belang van
een zo groot mogelijke groep burgers, voorrang heeft boven het
partikuliere belang. In verband met de agrarische funktie is dit
een groot probleem, aangezien de agrariër zijn inkomsten direkt
ontleent aan de grond. Toch vindt het gemeentebestuur het bij het
maken van een bestemmingsplan een zuiver uitgangspunt. Een ander
uitgangspunt is geweest, dat bij de ordening van het buitengebied
zoveel mogelijk moest worden aangeknoopt bij de historisch ge
groeide situatie, waarmee wordt bedoeld de situatie van de be
bouwde kern, de bebouwing daaromheen, alsmede de binnen het gebied
aanwezige natuurlijke en landschappelijke aangelegenheden. Wat de
inhoud van het plan zelf betreft, is gepoogd om zoveel mogelijk
een globale indeling van de bestemmingen te maken. De heer Speel
man verwijst hierbij naar de kleurige kaarten aan de wand. Er is
sprake van een tweedeling, nl. de bestemmingen, die betrekking
hebben op het natuurgebied, zij het met bepaalde nuanceringen, en
regelingen, die betrekking hebben op het agrarisch gebied. Wat dit
laatste betreft, is wederom een tweedeling gemaakt, nleen agra
risch gebied mét en een agrarisch gebied zónder bebouwing. De an
dere bestemmingen, in het renvooi op de kaart aangegeven, zijn in
feite niet anders dan nuanceringen van het drietal genoemde bestem
mingen
-5-