-3-
_4-
In dit kader stelt hij voor de tijdslimiet van de vragenstellers
tijdens het vragenhalfuur in eerste en tweede instantie te herzien,
respektievelijk te laten vervallen.
Burgemeester Aarts: Kent U de spreuk: "Quod licet Iovinon licet
bovi"?
Voorts zegt de heer Ligthart begrepen te hebben, dat de bestaande
antenneinrichtingen met eigen statuten en eigen onderhandelings
posities in onderhandeling zijn met de gemeente en dat niet op korte
termijn tot realisering van een centraal antennesysteem kan worden
overgegaan. Hij vraagt of de mensen, die momenteel niet bij een
stichting zijn aangesloten en daardoor niet in de gelegenheid zijn
een kwalitatief goed t.v.-beeld te ontvangen, bericht mogen ontvangen,
b.v. door middel van een advertentie, dat zij gedurende de interim
periode een eigen oplossing mogen kiezen. Tenslotte vraagt hij, wat
er in dit schooljaar reeds geconcretiseerd is aan de verdieping en
verbreding van het onderwijs, waaraan in de vergadering van 28
februari 1974 ruimschoots aandacht is besteed.
Burgemeester Aarts zegt zich te willen onthouden van qualificaties
omtrent het funktioneren van de raad. Voorts meent hij te kunnen
stellen, dat de regels inzake de tijdslimiet van de vragenstellers
tijdens het vragenhalfuur steeds soepel gehanteerd worden. Voor de
realisering van het centraal antennesysteem is het, zo vervolgt de
burgemeester, thans belangrijk, dat het plan voor een koppelnet
helemaal rond komt, waardoor de weg open ligt voor de aansluiting
van de "witte plekken". Hij zegt er dan ook voor te willen pleiten,
nog enig geduld te oefenen. Verder vindt spreker de verdieping en
verbreding van het onderwijs in de eerste plaats een zaak van het
bijzonder schoolbestuur. Het schoolbestuur behandelt deze zaken
in open overleg met het college van burgemeester en wethouders. Als
konkreet voorbeeld voor de verbreding van het openbaar onderwijs
wijst spreker op de totstandkoming van een eenklassige kleuterschool.
De heer Ligthart stelt, dat het zeker niet zijn bedoeling was een
vergelijking te trekken tussen de huidige raad en de vorige. Verder
acht hij de organisatorische problemen rond het centraal antenne
systeem belangrijker dan de technische problemen. In dit verband
vraagt hij naar een nadere omschrijving van de opmerking, dat het
centraal antennesysteem thans op korte termijn tot stand moet komen.