-17- Mijnheer de voorzitter, meegaande met de grootst mogelijke minderheid, zou ik gaarne zien, dat er alsnog wat alternatieven gezocht wordt, om iets, dat inhoudelijk mooi is en landschappelijk een vooruitgang betekent, alsnog gestalte te kunnen geven. Dank u. De Voorzitter: De heer Engelen. Raadslid Engelen: Ja, mijnheer de voorzitter, in uw aanvullend pre-advies stelt u, dat weigering van de bouwvergunning zijn oorzaak vindt in het feit, dat artikel 48 van de Woningwet imperatief voorschrijft, dat de bouwvergunning moet worden geweigerd, omdat het verbouwen van bedrijfsgebouwen, geen woningen zijnde, in strijd is met het bestemmingsplan. In het uittreksel uit de notulen van de vergade ring van de Commissie Planologische Maatregelen op blz. 5 konstateert u als voor zitter, dat de commissie inhoudelijk geen probleem heeft met de voorgenomen ver bouwing, maar dat het verlenen van een bouwvergunning juridisch niet mogelijk is, m.a.w. door mij dan zo vertaald: in strijd met de wet. Door mij is in eerder genoemde vergadering zoals u ook zo even gesteld hebt, daarop naar voren gebracht, dat ik vooralsnog niet de consequenties van die juridische aspekten kan overzien. Nu, na bestudering echter van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarin het be stemmingsplan wordt geregeld alsmede de uitvoering van bestemmingsplannen te weten het bouwen en verbouwen, is onze fraktie van mening, dat in het onderhavige geval toch een mogelijkheid aanwezig is en niet strijdig met de wet om alsnog een bouwvergunning te verlenen. Wij baseren deze mening op het feit, dat artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een aantal mogelijkheden geeft tot soepelheid bij toepassing van de wet. Dat woord "soepelheid" eigenlijk onderstreept. Met andere woorden: vrijstelling kan worden verleend van een of meer bepalingen van het bestemmingsplan en dat bovendien het bewuste artikel 48 van de Woningwet, waarop de weigeringsgrond uwerzijds is gebaseerd, ook toelaat, dat onder bepaalde voorwaarden toch een bouwvergunning kan worden gegeven. Op grond van deze korte uiteenzetting, mijnheer de voorzitter, adviseert onze fraktie uw college het alsnog afgeven van een vergunning in gunstige overweging te nemen. Ik dank u wel. De Voorzitter: De heer Schreinemachers mag ik passeren. De heer de Jong zegt: het is juridisch onmogelijk, inhoudelijk heb ik er geen probleem mee. U heeft in het verslag van de commissie kunnen zien, dat de commissie zegt van: och nou ja, of die zaak nu dicht getimmerd wordt of niet, het wordt er misschien wel mooier van. Dat is dan bedoeld met het inhoudelijke, in de commissie is ook uitdrukkelijke gekon- stateerd, dat het juridisch onmogelijk is. Ik moge uw raad er op wijzen, dat het juridisch onmogelijk, dat dat wil zeggen: in strijd met de wet is. Raadslid Engelen: Zoals ik reeds betaamd heb. De Voorzitter: In strijd met welke wet, de wet die u zelf gemaakt heeft. Uw bestemmingsplan. U heeft een wet gemaakt in deze. Van uw verordenende bevoegdheid hebt U gebruik gemaakt. U heeft gezegd: wij wensen ten aanzien van het buitengebied wensen wij het een en ander; dat heeft u vastgesteld in het bestemmingsplan -18-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 62