-23-
Rg.éidslid Schreinemachers: Voorzitter, het is al verschillende keren opgemerkt,
maar omdat de beslissing van het bestemmingsplan Buitengebied in de vorige raad
is gevallen, vind ik het wel zinvol om er toch even op terug te komen. Dat be
stemmingsplan Buitengebied is aangenomen na een zeer lange procedure, een procedure,
waarin twee uitgangspunten centraal hebben gestaan, dat is enerzijds bevriezing
van het landschap, met name een volledig behoud zoals het nu is met aanvaarding
van alle aantasting, die met name de laatste jaren was opgetreden, en in de
tweede plaats de bescherming van de agrarische stand. Dat zijn zeer uitdrukkelijke
uitgangspunten geweest en u zult vragen: Ja, waarin zit dan de bescherming van de
agrarische stand? Ik kan mij voorstellen, dat, wanneer wat te lichtzinnig met be
palingen van het bestemmingsplan wordt omgesprongen, dat met name het instromen
van burgers in een agrarische omgeving wel degelijk tot grote nadelen kan leiden
voor de agrarische stand, die belendend is. Ik vind het dan ook principieel onjuist
om op een gegeven moment, wanneer een partikulier, gebruik makend van de tegemoet
koming aan de agrariërs om uiteindelijk toch nog een bepaald financieel bedrag
op te kunnen strijken, als men met het bedrijf zou stoppen, om dan daar gebruik
van te maken, en in feite meer te willen als uiteindelijk door de raad destijds
is beoogd. We kunnen wel zeggen: het gaat dan in het onderhavige plan van de
heer van de Wiel er op vooruit, landschappelijk wordt het aardiger, ik van mijn
kant zou willen stellen, dat dit soort estetische beoordelingen van een situatie
zeer subjectief zijn, en ik kan mij voorstellen, dat de tuin van de burger, die
in het agrarisch gebied gaat wonen, en de zaak plat walst en een mooi gazon in
zaait enz., op sommige mensen minder aantrekkelijk overkomt, als een agrarische
oofttuin, waar wat differentiatie in zit en waar je in de loop van het jaar nog
wat verschillende dingen ook in op kunt zien komen. Dat is zelfs voor de burgers
in het dorp nog leuk te zien hoe de bloemkool en de aardappel tot groei komt.
Ik vind dat dus in feite argumenten, die voor mij totaal niet ter zake zijn. Ik
vind het dan ook ontzettend jammer, dat we voortdurend zitten te praten over de
juridische consequenties, maar gewoon voorbijgaan aan de uitgangspunten, zoals
ze uitdrukkelijk zijn gesteld: een behoud van het Buitengebied in Teteringen,
zodanig, dat het over 5 en over 10 jaren er nog aantrekkelijk uitziet. En er
zijn al genoeg problemen waarschijnlijk en aanslagen, die op dat buitengebied
zullen worden gepleegd, die we de agrarische stand dan graag gunnen, al vinden
we het dan ook jammer. Ik geloof dan ook, dat we zonder meer, althans dat is mijn
idee, zonder meer het voorstel moeten volgen en die verdere bouwvergunning
zonder meer moeten weigeren. Dank u.
De Voorzitter: de heer de Jong.
Raadslid de Jong: Mijnheer de voorzitter, ik had eigenlijk nog even naar voren
willen brengen, of er de mogelijkheid zou zijn om dit punt aan te houden om te
kunnen informeren, of te doen informeren, of het nog mogelijk is om die bouw
vergunning er te krijgen. Ik voor mij zie het dan toch landschappelijk gezien
spreekt het mij dan toch meer aan als het juridische.
-24-