VERSLAG
van het vragenhalfuur na de raadsvergadering
van 3 september 1975 in het gemeenschapshuis
't Web.
De Heer J. van der Veeken zegt, dat de J.A.R. tot de konklusie is gekomen,
dat De Bezemkring wel wat zwaar is getroffen, terwijl het personen hebben
gedaan die niet optraden als lid of bestuurslid van De Bezemkring. De J.A.R.
en De Bezemkring zijn van plan om de strafmaatregel binnenkort in een
gesprek met B. en W. ter tafel te brengen met wellicht het verzoek om die
maatregel in te korten. Als het college echter tot versoepeling mocht
besluiten, blijft wel het feit dat aan de Raad is meegedeeld, dat de straf
maatregel geldt tot 1 oktober.
Burgemeester Aarts zegt uitdrukkelijk te willen vaststellen, dat het college
te allen tijde open staat voor een gesprek. Indien argumenten ertoe zouden
leiden, dat de maatregel gewijzigd wordt, dan zal dit in de volgende ver
gadering aan de raad worden meegedeeld. Een gesprek is door de in deze raads
vergadering gedane mededeling beslist niet geblokkeerd.
De heer Jacobs zegt het bestuurlijk een vreemde zaak te vinden, dat op
3 september door de raad wordt gediscussieerd over de inhoud van de notulen
van de vergadering van 19 augustus. Hij zegt te hopen, dat B. en W. capaciteit
genoeg hebben om zelf de inhoud van de notulen te bepalen.
Burgemeester Aarts zegt, dat in eerste aanleg de voorzitter van de raad ver
antwoordelijk is voor wat hier bestuurlijk gebeurt. De voorzitter van de raad
meent deze kwestie zo te moeten regelen.
De heer Jacobs zegt, dat hij in de krant heeft gelezen, dat de behandeling van
de te bouwen sporthal in deze vergadering aan de orde zou komen. Is er een
reden voor het ontbreken van een dergelijk voorstel op de agenda?
Burgemeester Aarts zegt het niet te kunnen verhelpen, dat een dergelijke aan
kondiging in de krant heeft" gestaan. Alles heeft zijn reden. De agenda voor de
raadsvergadering wordt overigens vastgesteld door de voorzitter.
De heer Jacobs vraagt naar de reden van het ontbreken van het voorstel
Burgemeester Aarts zegt zijn verantwoordelijkheid te hebben tegenover de
raad en niet tegenover een inwoner.
-2-