-7-
van het rijk aan de gemeenten,
d. andere taken.
De provincies nieuwe stijl zullen nog belast worden met een aantal taken, die
thans nog niet met zoveel woorden in de wet voorkomen en voortvloeien uit de
functie, die de provincies in het nieuwe bestel zullen vervullen.
III. De financiën.
Bij het ontwerpen van een financiële"'verhouding gaat de regering uit van de na
volgende uitgangspunten:
1Gemeenten en provincies dienen over voldoende middelen te kunnen beschikken
om de aan hen toekomende taken op redelijke wijze te kunnen vervullen.
2. Elke bestuurslaag dient bij de besteding van de middelen een zo groot mogelijke
keuze-vrijheid te hebben.
3. Elke bestuurslaag dient te kunnen beschikken-over een eigen belastinggebied
van zodanige omvang, dat een redelijke afweging tussen belastingdruk en voor
zieningenniveau mogelijk is.
4. Gemeenten en provincies dienen bij de toedeling van middelen zoveel mogelijk
onafhankelijk van elkaar te zijn, dat wil zeggen dat er zowel een financiële
verhouding rijk-provincies als een financiële verhouding rijk-gemeenten dient
te zijn. Dit lijdt uitzondering, wanneer de gemeenten voor financieel belangrijke
taken door de provincies in medebewind worden geroepen.
5. Het verschijnsel koppelsubsidies, waarbij de rijksoverheid uitkeringen aan
lagere overheden doet ter gedeeltelijke dekking van de kosten van specifieke
projecten, dient zoveel mogelijk te worden teruggedrongen.
De daardoor vrijkomende middelen zullen naar de algemene uitkeringen aan de
lagere overheden worden overgeheveld.
De afbakening van taken tussen provincies en gemeenten, alsmede de verzwaring van het
takenpakket van de provincies maken het aannemelijk, dat een financiële regeling
kan worden ontworpen, die eenvoudiger en doeltreffender kan zijn dan de huidige
financiële verhoudingen. Voor de gemeenten onderling neemt met het overhevelen
van taken naar de provincies en als gevolg van de beoogde opheffing van de grote
verschillen in omvang tussen de verschillende gemeenten de diversiteit van het
takenpakket af. Dit zal wellicht kunnen leiden tot een vereenvoudiging van de
financiële verhouding tussen rijk en gemeenten.
De inkomsten van de provincies zullen bestaan uit:
a. een algemene uitkering, vast te stellen volgens bepaalde nader vast te stellen
-zoveel mogelijk objectieve- maatstaven; te denken valt aan soortgelijke maat
staven als thans voor de gemeenten gelden; deze algemene uitkeringen zullen worden
gedaan via een afzonderlijk fonds;
b. doeluitkeringen, voor zover het betreft de uitvoering van bepaalde taken die dooi
de rijksoverheid aan de provincies worden opgedragen;
-8-