-23-
IX. Werken aan een nieuw beleid.
Men zou het verleden te kort doen, als men zou willen stellen, dat in
het subsidiebeleid tot hu toe elke lijn heeft ontbroken, ook al is
naar een planmatige aanpak niet altijd bewust gestreefd. Het zou bijvoor
beeld allerminst gemakkelijk zijn aan te geven, welke subsidies zouden
moeten worden verhoogd, verlaagd of geschrapt. De praktijk heeft
integendeel in de meeste gevallen zelf de juiste weg gewezen, omdat in
het algemeen vrij zuiver wordt aangevoeld of en hoe moet worden ge
subsidieerd. Het is echter van uitermate groot belang, dat geordend
wordt nagedacht over het verschijnsel subsidie. Daardoor wordt onher
roepelijk aan inzicht en overzicht gewonnen, hetgeen kan leiden tot een
aktiever getint beleid. Wij hebben ons in de voorgaande hoofdstukken dan
ook de moeite getroost om de verschillende kanten van het subsidie-
vraagstuk omstandig te belichten. We menen in ieder geval te hebben
bereikt, dat er systematiek in de stof is gekomen, die voldoende aan
knopingspunten biedt voor de verdere uitwerking van het te voeren
beleid. Desondanks kunnen we ons voorstellen, dat dit alles nog weinig
helder voor ogen staat. Zoals al eerder is opgemerkt, is het vraagstuk
nu eenmaal zo dynamisch en ingewikkeld, dat een eenheidsformule (de
bekende kapstok) niet te geven is. Toch willen we in dit hoofdstuk
trachten de aangedragen theorie om te zetten in een praktisch stuk beleid.
Al voordat deze nota werd samengesteld, zweefde ons de gedachte voor ogen
om te komen tot een subsidieverordening, die als leidraad zou moeten
dienen bij het nemen van konkrete subsidiebesluiten. Op dit punt aangekomen
voelen we ons in deze gedachte gesterkt. Het lijkt ons namelijk voor alle
betrokkenen bijzonder handzaam te weten, waar men op een bepaald moment aan
toe is. In een dergelijke verordening die ten alle tijde voor wijziging
vatbaar moet zijn, zouden om te beginnen kunnen worden opgenomen:
.a. de voorwaarden, waaraan aanvrager moet voldoen;
b. de inrichting van de subsidieaanvrage;
c. de wijze van behandeling;
d. de regeling van toezicht en kontrole;
e. de instelling van een beroepsmogelijkheid.
Ad a
Subsidie zou in beginsel slechts behoren te worden verleend aan vereni
gingen of instellingen, die rechtspersoonlijkheid bezitten. In bijzondere
gevallen, bijvoorbeeld ten behoeve van natuurlijke personen, kan daarvan
worden afgeweken. De te subsidiëren vereniging of instelling moet open
staan voor alle groeperingen van de bevolking.
Ad b:
Voor de beoordeling van een subsidieaanvraag en voor de vaststelling en
-24-