GEMEENTE
TETERINGEN
Raadsvergadering 30 maart 197 6.
Voorstel inzake het spreidingsbeleid van woonwagens in de regio Breda.
Teteringen, 12 maart 1976.
Aan de Raad,
Artikel 2 van de Woonwagenwet verplicht elke gemeente, al dan niet in samen
werking met andere gemeenteneen openbaar centrum voor woonwagens in stand te
houden. Samen met een groot aantal gemeenten in deze regio heeft onze gemeente
een gemeenschappelijke regeling aangegaan. Gezamenlijk houden zij het woonwagen-
centrum Breda in stand.
Het doel van de Woonwagenwet is de bevordering van het maatschappelijk welzijn
van de woonwagenbevolking, waaronder verstaan moet worden een harmonisering met
en een aanpassing aan de gevestigde samenleving. Het beleid van de minister
van C.R.M., die voor het woonwagenbeleid verantwoordelijk is, is lange tijd
gericht geweest op het tot stand brengen en in stand houden van grote centra,
waardoor het mogelijk was om te komen tot aangepaste voorzieningen (zoals
scholen, ontspanningsgebouwen, gerichte maatschappelijke zorg)Aan dit beleid
blijken belangrijke bezwaren te kleven, zowel vanuit de bewoners van de centra
(onvoldoende ontplooiingsmogelijkheden voor de kinderen, sterke sociale controle)
als vanuit de niet-bewoners (onmogelijkheid van politioneel toezicht bijv.
Thans richt de minister zijn beleid op de integratie van de woonwagenbewoner.
Dat wil zeggen, dat zulke voorzieningen worden getroffen, dat de woonwagenbewoners
worden opgenomen in de gemeenschap, waarin hun wagen staat. lat betekent een
streven naar één regionaal centrum (met 50 a 60 standplaatsen) en binnen de regio
een aantal kleinere centra. Deze laatste dienen bestuurlijk gelieerd te zijn
aan het grote centrum.
Aan de betrokken gemeenteraden wordt thans door het bestuur van het Woonwagen
centrum Breda gevraagd in te stemmen met het gewijzigde beleid en de consequenties
daarvan te aanvaarden. De raden moeten zich derhalve uitspreken voor integratie
van de woonwagenbewoners (gevolg: kleine centra) en tegen isolement van die
bewoners
Agendanr5