Mijn kritiek te dien aanzien blijkt gerechtvaardigd.
Aanleiding tot aanvraag van dit subsidie was het geraamde exploitatietekort
voor het eerste jaar ten bedrage van 7.000,Bij de aanvrage was een
prognose bezettingsschema op jaarbasis gevoegd, waarop alle verenigingen
die naar verwacht zouden kunnen bijdragen in:
a. opbrengst huur; b. aantal uren gebruik en c. opbrengst van het buffet.
Onbegrijpelijk voor mij, dat niemand van het toen zitting hebbende college
en raadsleden blijkbaar de moeite hébben genomen om dit bezettingsschema
op de realiteit te toetsen. Bij een zelfs vluchtige analyse van dit schona
had ieder raadslid afzonderlijk of zo u wilt college en raadsleden in zijn
totaliteit, toch geen vreemden in Jerusalem, kunnen vaststellen, dat een
respektabel aantal te verwachten inkomensposten -zo wie zo- naar het rijk
der dromen kon worden verwezen. Ergo -beide posten "opbrengst huur" en
"opbrengst" werden veel te hoog geraamd, zodat het exploitatietekort een
vertekend beel te zien gaf en voor de besluitvorming subsidie te verlenen
van kwalijke invloed is geweest. Ik kern in mijn slotbeschouwing hierop nog
even terug.
Statuten.
Ik heb bestuur ondeskundigheid verweten. Met hetgeen ik nu weet, had ik beter
de uitdrukking kunnen gébruiken "het zijn toch geen analphabeten"Wat wilt U?
Ik heb de moeite genomen de statuten van de stichting op te vragen. Ik mag
toch veronderstellen, dat het bestuur op de hoogte is van het bestaan van deze
statuten en ook dat de leden kunnen lezen wat hierin wordt voorgeschreven.
In grove mate is het bestuur in gebreke gebleven in de naleving van de
statuten, speciaal wat betreft het gestelde onder punt 6 van artikel 6.
Het bestuur heeft -gemakshalve?- artikel 7 van de statuten in haar beleid
maar helemaal genegeerd of niet soms? Aan de geachte afgevaardigden
mevrouw van Westhreenen-Herlaar en de heer Maes wil ik graag de eer laten
althans op dit punt de aandacht te hébben gevestigd en voorbereidende maatregelen
te hebben getroffen hierin verandering te brengen. Mijn kritiek op hun on
werkzaamheid trek ik bij deze gaarne in.
De vraag gesteld: "Ben ik er trots op het gelijk aan mijn kant te hebben",
dan moet ik eerlijk bekennen, "neen", integendeel. Ik vind het alleen jammer,
dat het zo lang heeft geduurd dat ook het college bewust werd van de ernst
van de toestand en de noodzaak over te gaan tot werkelijk handelen. De aan mij
zelf gestelde vraag of mijn harde opstelling als juist moet worden beoor
deeld, kan ik volmondig met "ja" beantwoorden. Daarom ben ik zo blij tijdens
deze vergadering wat positiever geluiden naar voren te kunnen brengen, zoals uit
het slot van mijn beschouwing zal blijken.
Mijnheer de voorzitter, ik wil nu nog even enkele opmerkingen plaatsen over
de nota van uw college inzake het gemeenschapshuis ten aanzien van de admi
nistratieve organisatie.
De erkenning, dat er manco's waren op het gébied van interne kontrole is ver-
-13-