GEMEENTE I ETER IN GEN Raadsvergadering 26 oktober 1976. Agendanr. 8 Voorstel tot invoering van onroerend-goedbelastingen Teteringen, 13 oktober 1976. Aan de Raad, Inleiding. Bij wet van 24 december 1970, Stb. 608, zijn de in de gemeentewet voor komende bepalingen met betrekking tot het gemeentelijk belastinggebied drastisch gewijzigd. Deze wijzigingen beogen de verruiming van het gemeen telijk en het provinciaal belastinggebied. Deze verruiming voor de gemeente wordt gezien als een onmisbaar sluitstuk op de financiële verhoudingsregeling tussen het rijk en de gemeenten. Inmers langs de weg van een eigen gemeentelijke belastingheffing hebben de ingezetenen van de gemeente een neer rechtstreeks financieel belang bij het beleid van de gemeentelijke bestuursorganen. Deze zullen hierin een aansporing vinden, bij de beslissingen ontrent het doen van uitgaven zeer nauwgezet te werk te gaan. Wijziging en belasting-wetgeving. De voornaamste wijziging van het gemeentelijk belastinggebied vormt wel de mogelijkheid tot het invoeren van belastingen op onroerende goederen. Op grond van artikel 273 van de gemeentewet, welk artikel is opgenomen bij de eerder aangehaalde wet van 24 december 1970, krijgt de gemeente de bevoegdheid on, uiterlijk net ingang van 1 januari 1979, een tweetal nieuwe belastingen te heffen, te weten: a. een belasting van degenen, die het onroerend goed al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht feitelijk gebruiken (bijv. huurders) b. een belasting van degenen, die van het onroerend goed het genot hebben krachtens een zakelijk recht (bijv. eigenaren) De onroerend-goedbelastingen moeten gezien worden als een algemene belasting met een zuiver fiscaal doel, geheven ter delging van een deel van de kosten van de algemene taakvervulling van de gemeente. e -16-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 15