-25-
Ingevolge het besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen moet het
tarief worden vastgesteld op een vast bedrag voor elke volle f. 3.000,
waarde.
De tarieven per f. 3.000,waarde moeten derhalve worden gesteld qp:
128.378.500,— r „r
287.273,6,85
f. 3.000,—
afgerond naar boven op een veelvoud van 5 cent)
Dit betekent, dat het tarief per eenheid van 3.000,economische
waarde, uitgaande van de verhouding 12 (voor gebruikers) 15 (voor
zakelijk gerechtigden) zou moeten gaan bedragen:
a. voor gebruikers 12/27 x 6,85 3,05
b. voor zakelijk gerechtigden:
15/27 x 6,85 f. 3,80
voor zakelijk-gerechtigden, tevens gebruikers 6,85
Wij vestigen er nog Uw aandacht op, dat ingevolge het bepaalde in artikel
273 van de gemeentewet de maximale opbrengst van de onroerend-
goedbelastingen kan worden begroot op
f. 575.532,- 128.378.500,- 13>66
f. 3.000,—
De door ons berekende heffing ad 6,85 blijft derhalve ruim onder de
maximale heffing van 13,66.
De definitieve vaststelling van het tarief zal in het eerste heffingsjaar,
i.e. in 1978, mede aan de hand van het dan inmiddels bekende totaal van de
waarde van alle onroerende goederen, kunnen plaatsvinden.
Het in de ontwerp-verordening opgenomen voorlopige tarief behoeft derhalve
nog geen praktische betekenis te hebben.
-26-