-11-
elemanten heeft de gemeente Teteringen gebruik gemaakt bij de vaststelling
van de verordening. De opmerking van de heer Joosen is terecht, dat de
verordening pas feitelijk kan gaan werken per 1-1-1978. Dit hangt samsn met
de vereiste Koninklijke Goedkeuring. De gemeente Teteringen is traditioneel
een "gocdkoopte-eiland"daar zij een aantal belastingen eenvoudig belas
tingen eenvoudig niet kent. Voor Teteringen vervallen dus relatief weinig
belastingen.
Als de opbrengst verruim! dient.te worden, dient dit door de raad door
middel van een tariefstelling te geschieden. Teteringen heeft nog voldoende
ruimte voor het budget voor de toekonst, daar de opbrengst beduidend onder
het maximale ligt. Wanneer men langer zou wachten met de invoering van de
verordening onroerend-goedbelastingen zou de tijd tussen de uitgevoerde
taxaties en de invoering van de belasting te ruim worden cm de taxaties een
redelijke basis te laten zijn. Het college ziet liever, dat de taxatie zo
dicht mogelijk staat bij de aanvang van de belastingheffing. In de periode
van 5 jaar is de mogelijkheid tot aanpassing van die economische waarde
van het onroerend goed aanwezig. Deze termijn is bovendien aangehouden,
cmdat anders de perceptiekosten te hoog oplopen, waardoor de belastingdruk
te zwaar wordt. Het is niet gewenst cm tot uitstel'van de vaststelling van de
verordening te besluiten mede gelet op de dan weer naderende verkiezingen.
Het is inderdaad zo, dat de tarieven moeten zijn: 3,00 en 3,75, tezamen
6,75. De Voorzitter stelt voor deze tarieven staande de vergadering te
wijzigen.
Artikel 1 bevat deze oordeelsmogelijkheid:"naar de omstandigheden beoordeeld"
wordt de belasting geheven. Deze beoordeling geschiedt door de taxateur.
Is betrokkene het met de taxatie niet eens, dan heeft hij de mogelijkheid
hiertegen in beroep te gaan. Naar de mening van de voorzitter biedt dit de
burger voldoende rechtsbescherming. De in het voorstel genoemde perceptie
kosten van 10% zijn de kosten, die de gemeente verschuldigd is aan het
rijk voor het innen van de onroererd-goedbelastingen. Voor de belastingen,
die zullen vervallen, bedroeg het percentage 6^.
Daarnaast moet de gemeente voor de invoering van onroerend-goedbelastingcn
nog een aantal kosten maken, zoals kosten van taxaties en herziening daarvan
en administratiekosten. Zouden deze kosten niet doorberekend worden in de
belastingen, dan zou dit een regelrechte aanslag op de ruimte in de gemeen
telijke begroting betekenen. De belastingdruk is inderdaad wat zwaarder,
crdat de perceptiekosten hoger zijn. Het is voor de gemeente noodzakelijk
cm de ruimte in de begroting niet te doen verkrappen. Daarcm worden deze
extra kosten doorberekend in de belastingen.
Tenslotte zegt hij, dat de waarde van het onroerend goed niet bepaald mag
worden door de verkoopprijzen van het onroerend goed op dit moment. Een juis
te waardebepaling kan men met een gerust hart aan een goede taxateur
overlaten.
-12-