-14-
wegend, te maken hebben met een aantal inwoners, die, omdat deze locatie
is gekozen, daarmee niet helemaal gelukkig zijn. Ze zouden een soort genoeg
doening kunnen krijgen, als men zou weten, welke andere locaties verworpen
zijn. Deze mensen zouden we tegemoet komen, als we duidelijk zouden kunnen
maken, dat dit van veel slechte de minst slechte oplossing zou zijn. De
voorzitter nu voelt er niet voor de andere locaties te noemencmdat dit
tot alle mogelijke discussies zou leiden. Spreker ziet dit niet zo. Als
de alternatieven ter tafel gebracht zouden kunnen worden, zou het voor de
betrokkenen wellicht gemakkelijker zijn de situatie te accepteren. De ont
eigeningsprocedure, de voorzitter is daaraan voorbijgegaan, is voor hem zo
mogelijk nog meer essentieel. De procedure kent hij wel. Hij heeft echter
gevraagd of het gebruikelijk is, dat voor het onderhavige doel onteigening
plaatsvindt. Het is hem niet aangegeven, dat de zaak dermate zwaar weegt,
dat men hier tot onteigening moet overgaan. Hij zou hier toch graag antwoord
op hebben.
De voorzitter antwoordt hierop, dat het nog niet bekend is of men tot
onteigening zal moeten overgaan. Wanneer de eigenaar bereid is tot verkoop,
vindt er uiteraard geen onteigening plaats. Onteigening is een uiterste middel.
Raadslid Braat meent, dat de eigenaar te verstaan is gegeven, dat hij zijn
perceel kan verkopen, gedeeltelijk kan verkopen of dat onteigend gaat worden.
De voorzitter zegt hierop, dat dit niet helemaal zo is. Hij zegt met de
eigenaar geen onderhoud gehad te hebben. Er zijn inderdaad drie mogelijkheden:
gehele verkoop van de percelen, gedeeltelijke verkoop en onteigening.
Pogingen tot minnelijke verwerving gaan altijd aan onteigening vooraf. De
ganeente gaat niet nu al een onteigeningsplan vaststellen. Er moet een wijzi
ging van het besterrmingsplan kernen.
Raadslid Braat vraagt of de voorzitter het dan niet juister had gevonden, dat
er met de eigenaar een duidelijke afspraak was gemaaktvoordat de zaak in de
raad ter tafel werd gebracht.
De voorzitter antwoordt, dat het in het verleden nooit is voorgekomen, dat
er grond werd aangekocht, voordat er een bestemmingsplan was vastgesteld.
Gedeputeerde Staten zouden daar ernstig bezwaar tegen maken. Aan de westzijde
van de Oosterhoutseweg is dat wel eens geprobeerd, maar dat kon bij Gedepu
teerde Staten geen genade vinden.
Raadslid Braat merkt hierna op, dat een en ander ter beoordeling van de
voorzitter is. Dit waren, zo besluit hij, mijn opmerkingen in tweede termijn.
Raadslid Joosen zegt hierna, dat hij niet heeft getracht om een vertragings
techniek toe te passen. Hij kan heel goed begrijpen, dat de woonwagenbe
woners eindelijk wel eens vrij willen leven. Als hij echter ziet, dat er nog
aankoop- c.q. onteigeningsprocedures moeten volgen, dat Gedeputeerde Staten
het besterrmingsplan nog moeten goedkeuren, als het nog zoveel tijd gaat
kosten, dan kan men nu toch nog niet de woonwagens ergens plaatsen. Men zal toch