geheven straatbelasting, z.g. de belastingen met een algemeen karakter.
Hoe kcmt het, dat in naburige gemeenten de onroerend-goedbelastingen in
de plaats kcmsn van meer belastingen dan iri Teteringen?
Het tarief voor Teteringen is voorlopig bepaald op f. 6,85. Berekend
volgens dezelfde formule mag de heffing maximaal f. 13,66 bedragen. Hij vraagt
of hieruit de konklusie is te trekken, dat doelbewust is gestreefd naar een zo
laag mogelijke belastingdruk.
Voorts vraagt hij of er na een definitieve waardebepaling en vaststelling
van het tarief voldoende ruimte blijft cm bij verdere bundeling onder het
maximum te blijven. Hij zegt de konklusie te kunnen trekken, dat de
tarifering van de gemeente Teteringen erg gunstig ligt ten opzichte van
die van andere gemeenten. Hij meent wel, dat de binnenkort uit te voeren
taxaties volgend jaar bij de inwerkingtreding van de verordening een ver
tekend beeld van de waarden van het onroerend goed zullen geven, omdat er
in een jaar nog al veel kan veranderen.
Raadslid van Overveld zegt namens zijn fraktie geen enkele moeite te
hebben met het voorstel tot invoering van onroerend-goedbelastingen, daar
het hier een effectuering van landelijk geldende, wettelijke regelingen
betreft. Het tarief is niet definitief; de vaststelling hiervan was nodig
ctrdat de wet dit eist. Voor 1978 dient de raad opnieuw een tarief vast te
stellen, gebaseerd op de werkelijk getaxeerde waarden van het onroerend goed.
De vraag rijst dan wel of het niet verstandiger zou zijn geweest deze
belasting een jaar later in te voeren, omdat men dan had kunnen beschikken
over de werkelijke waarden van het onroerend goed in Teteringen.
Bij de berekeningsgrondslag is uitgegaan van de totale opbrengst, dus ook
van de opbrengsten, die het rijk ten goede kctnen. Is het nodig dat de
gemeente er hierdoor meer dan een gulden qua tarifering op vooruit gaat,
ofschoon de druk voor de burger hetzelfde blijft.
Bij het narekenen van de formule voor de tarifering bleek, aldus spreker,
dat er een rekenfout is genaakt. Zijn fraktie kont bij deze berekening uit
op een bedrag van 6,71, afgerond 6,75. Dit bedrag dient naar zijn
mening wel aangepast te worden.
Een veel belangrijker zaak is de kwestie van de taxatie. De gedragslijn en
de opstelling van de taxateur zal straks bepalend zijn voor de tarifering
van de onroerend-goedbelastingen. Zijn fraktie zou het bijzonder op prijs
stellen wanneer de raad enige inspraak zou hebben bij de benoeming van en
de opdracht aan de taxateur. In de beschouwingen tijdens de begrotings
behandeling 1976 is door zijn fraktie duidelijk gepleit voor een zo gelijk
mogelijke verdeling van de lasten en geen onredelijke verschuivingen daarin
teweeg te brengen. Dit geldt met name voor het buitengebied met zijn grote
individuele verschillen. Zijn fraktie geeft nu al de voorkeur aan een lage
taxatie en een hoog tarief per eenheid.