A?/
LAGER-CINDER WIJS WET 1920
voorschot vergoeding bijzonder lager onderwijs (art. 103, lid 5)
gemeente
TETERINGEN
1977
(latum vaststelling
2'i februari 1977
vastgesteld bedrug per leerling ex artikel 556/s c.q. artikel 101, lid 5. van
do Lager-onderwijswet 1920 voor bovenvermeld jaar 3 17 i oO
(ine1. 27,-- voor
idem voor door de gemeente in bruikleen gegeven of in stand gehouden scholen* ond
I)c raad van voormelde gemeente;
gezien de verzoeken van de besturen van de bijzondere scholen, genoemd in kolom I van de bij dit besluit
behorende staat, om voorschot, op de vergoeding, bedoeld in artikel 101 van de Lager-onderwijswet 1020,
voor hun scholen, vermeld in kolom 2 van die staat, over het. bovenvermelde jaar;
overwegende, dat de gemiddelde aantallen leerlingen volgens de maatstaf van artikel 28 van genoemde wet,
waarnaar het voorschot moet worden berekend, voor het bovenvermelde jaar moeten worden gesteld op de
aantallen, vermeld in kolom 3 van de meergenoemde staat;
dat de bedragen per leerling, waarnaar het voorschot voorts moet worden berekend, voor het bovenvermelde
jaar moeten worden gesteld op de bedragen, vermeld in kolom 4 van die staat;
dat deze schoolbesturen voldoende borgstelling hebben verleend;
gelet op artikel 103, lid f>, juneto artikel 101 van de Lager-onderwijswet 1920;
besluit
liet voorschot op de vergoeding, bedoeld in artikel 101 van de Lager-onderwijswet 1920, over het boven
vermelde iaar voor elk schoolbestuur vast te stellen on het bedrae in kolom 5 van de bij dit besluit beho-
De raad voornoemd,
De voorzitter,
I ngevolge art. 103. lid S. van de Lager-onderwijswet 1920
in afschrift toegezonden aan de hoofdinspecteur van het
lager onderwijs en de belanghebbende schoolbesturen op
Binnen dertig vrije dagen na nevenvenneide datum kunnen
de hoofdinspecteur en het schoolbestuur tegen dit besluit
in beroep komen bij de gedeputeerde staten van onze pro
vincie (art. 103, lid 9).
Niet invullen indien niet \;ui tneimssing. z.o.z
1
••samsom 29792 vin oieoui)