29
(zowel kwalitatief als kwantitatief) opgedragen aan het Hoogheemraadschap
West-Brabant. Dit hoogheemraadschap is ook belast net de uitvoering van de
Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
Voor de aansluiting van de gemeentelijke riolering op een zuiveringstechnisch
werk van het hoogheemraadschap, dan wel ingeval van afvoering van het afvalwater
d.m.v. de riolering op oppervlaktewater is vergunning nodig.
Aan deze vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden o.a. met betrekking tot
de kwaliteit van het af te voeren water.
Om dezerzijds aan die voorwaarden te kunnen voldoen zullen voorschriften moeten
worden gegeven betreffende de eisen waaraan het afvalwater, dat op de gsneentelijke
riolering wordt ontvangen, moet voldoen. Om dit te kunnen bereiken heeft het hoog
heemraadschap aan alle binnen zijn beheersgebied vallende gemeenten verzocht tot
het vaststellen van een lozingsverordening(conform het model, dat de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten heeft ontworpen, omdat deze verordening naar zijn mening
de beste mogelijkheden biedt om het bovengenoemde doel te bereiken)
Enerzijds bevat de verordening bepalingen die gericht zijn op het tegengaan van de
verontreiniging van oppervlaktewater en bepalingen die voortvloeien uit de eisen
die aan de gemeente(n)in het kader van de wet, worden gesteld bij de lozing van
het gemeentelijk rioolwater op een oppervlaktewater of op een zuiveringsinstallatie.
Anderzijds geeft zij regels die beogen het gemeentelijk rioolstelsel te beschermen
en gevaar en stank tegen te gaan.
De verordening bevat een vergunningenstelsel, dat het mogelijk maakt de eisen, die de
gemeente in het kader van de wet worden toegespeeld, door te geven aan de lozers op
de riolering. In de praktijk zullen de lozers die daarvoor in aanmerking komen
bedrijven en daarmee gelijk te stellen lozers zijn. Het vergunningenstelsel in de
verordening beperkt zich dan ook tot het lozen in de uitoefening van een beroep of
bedrijf. Aan een vergunning kunnen dan voorwaarden worden verbonden. Deze zullen
primair betrekking hebben op de eisen die door het hoogheemraadschap aan de gemeente
worden gesteld.
Voordat door ons tot vergunningverlening kan worden overgegaan, moeten wij op grond
van de verordening in overleg treden met de beheerder (het hoogheemraadschap)
Voor de lozingen welke vöór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening
onafgebroken regelmatig hebben plaatsgevonden wordt geacht een ontheffing als be
doeld in artikel 2, lid 2 van de verordening te zijn verleend.
0
Dit is niet het geval voorzover die lozingen, althans naar hun aard, aanmerkelijk
verschillen van of van aanmerkelijke grotere omvang zijn dan de lozingen die vöör
het in werking treden van deze verordening plaatsvonden.