21
De Voorzitter zegt, dat het college zich daarover moet
beraden. Daaromtrent kan thans geen besluitvorming plaats
vinden.
In zijn antwoord aan de heer Braat zegt de voorzitter ver
volgens nog, dat de formulering, op grond waarvan het
college adviseert tot weigering van de gevraagde mede
werking, ontleend is aan de Lager-Onderwijswet 1920. Het
schoolbestuur zegt: als er nu één lokaal bijgebouwd wordt,
kunnen we straks het oudste noodlokaal afbreken. Dat is
echter niet het probleem van thans. Het schoolbestuur wil
thans vermeerdering van het aantal lokalen. Het college
vindt de huur van een lokaal in het gemeenschapshuis de
meest tijdelijke vorm van huisvesting. En er is slechts
tijdelijke huisvesting noodzakelijk.
Raadslid Braat vindt, dat men met het voorstel van het
Schoolbestuur het meest flexibele systeem introduceert.
Het kan ook naar de kostenzijde erg interessant zijn,
omdat men noodlokalen gaat afstoten, die dan wellicht
nog iets zullen opbrengen.
De Voorzitter zegt, dat het oudste lokaal na afbraak
hoogstens 20.000,zal opbrengen. Het bouwen van een
nieuw lokaal zal ongeveer 100.000,gaan kosten.
Raadslid Braat zegt, dat hij heeft gelezen, dat het
Schoolbestuur zijn aanvrage onverkort wenst te handhaven.
Daar past ook de door hem gereleveerde suggestie, die hij
erg zinvol vindt, in. Het college is aan deze suggestie
geheel voorbijgegaan.
De Voorzitter betoogt, dat de suggestie inhoudt, dat er
nu een lokaal wordt bijgebouwd en dat dan straks het oudste
noodlokaal zal worden geamoveerd. Dat is een logische zaak.
Maar dit doet niets af aan de keuze, die vandaag moet
worden gedaan.