GEMEENTE
TETERINGEN
Verslag gesprek met de raad d.d. 21 juni 1977.
A. inzake verzoek Hr. Maas, dierenarts, cm medewerking t.b.v. realisering
woning en praktijkruimte in het buitengebied.
Door de heer Maas, Hameldonk, is schriftelijk en mondeling verzocht om mede
werking tot realisering van een woning net praktijkruimte in het buitengebied
m.n. aan de westzijde van het Moleneind. Hij zou aldaar in de gelegenheid zijn
2
een terrein ter grootte van rond 5000 m te kopen van de heer Bakx uit Helvoirt.
1. Het bestemmingsplan buitengebied 1974 biedt voor een dergelijke vestiging
geen ruimte.
2. De provinciale nota Inrichting bestemmingsplan buitengebied, (september 1976)
2
spreekt van een Agrarisch kernrandgebied t.w. een gebied van 250 a 300 m
rond de kern waar agrarisch grondgebruik van belang is en dat fungeert als
overgangszone tussen bebouwing en open buitengebied. Het gebied komt niet in
aanmerking voor dorpsuitbreiding. Het kernrandgebied kan volgens de opvatting
van de provincie ruimte bieden voor bepaalde soorten van agrarische bedrijvig
heid (overigens beperkt)en voor bedrijven, verwant aan de agrarische sector b.v.
agrarisch-technische hulpbedrijven, dierenklinieken, kwekerijen en sierteeltbe
drijven.
3. De raad stemt er mee in dat het agrarisch kernrandgebied zich niet dient uit
te strekken over dat deel van het buitengebied dat is aangeduid als agrarisch
landschappelijk waardevol gebied. (Buitengebied oostelijk van Oosterhoutseweg
en Moleneind.)
4. Indien medewerking in het kernrandgebied zou worden overwogen zou dit derhalve
in ieder geval de westzijde van de gemeente betreffen. Concreet valt daarbij te
denken aan Moleneind, Groenstraat en Hoeveneind.
Door een aantal raadsleden wordt als mening uitgesproken, dat uit stedebouw
kundig oogpunt inpassing van bedoelde vestiging aan het Hoeveneind het minst
problematisch is.
De heren de Jong en Ansems zijn van mening dat een eventuele vestiging aan de
westzijde van hetMoleneind ook mogelijk zou moeten zijn.
5. Gesproken wordt over de nadelen van een precedentwerking wanneer aan deze ves
tiging medewerking zou worden verleend. De heer Schreinemachers is van mening
dat eventuele medewerking ingaat tegen de beleidslijn van de laatste jaren het
buitengebied zo veel als mogelijk te beschermen. De heer Braat deelt deze mening.
De heer van Steen spreekt als zijn mening uit dat het precedent zeker niet moet
worden onderschat.
-2-